Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 december 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:10193

werknemer/werkgeefster

Nu het einde van de arbeidsovereenkomst in zicht is, dient het geen doel meer om werknemer voor de resterende, relatief korte periode, nog zijn werk te laten uitvoeren.

Feiten

Werknemer is op 1 december 2016 in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer vordert werkgeefster te veroordelen tot wedertewerkstelling in zijn functie, tot betalen van achterstallig loon vanwege het niet toepassen van een cao-loonverhoging en tot het betalen van een aantal ingehouden bedragen. Werkgeefster betwist de vorderingen en stelt dat sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsovereenkomst op grond waarvan werkgeefster in een (andere) procedure ontbinding heeft verzocht. Vanwege die verstoring en omdat de arbeidsovereenkomst naar verwachting zal eindigen, kan werknemer niet terugkeren naar de werkvloer.

Oordeel

Ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot het achterstallig loon en de ingehouden bedragen is reeds beslist in de bodemprocedure. Om die reden heeft werknemer geen belang meer bij de voorlopige toewijzing van zijn vorderingen op die punten in kort geding, zodat die vorderingen worden afgewezen. Dat ligt anders voor zover het de vordering tot wedertewerkstelling betreft. Ten aanzien van de vordering tot wedertewerkstelling is de kantonrechter van oordeel dat indien het einde van de arbeidsovereenkomst in zicht is, hetgeen doel meer dient om werknemer voor de resterende, relatief korte periode, nog zijn werk te laten uitvoeren, terwijl hij dat inmiddels ruim een jaar niet meer heeft gedaan. In de verzoekschriftprocedure is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitgesproken, maar er is tevens een intrekkingstermijn gegeven. Wanneer werkgeefster van deze bevoegdheid gebruik zou maken, is het gevolg dat de arbeidsovereenkomst doorloopt en ligt wedertewerkstelling wel voor de hand. De vordering tot wedertewerkstelling zal daarom voorwaardelijk worden toegewezen in die zin dat werkgeefster alleen zal worden veroordeeld om werknemer in staat te stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden uit te voeren op het moment dat werkgeefster ervoor kiest het verzoek tot ontbinding in te trekken.