Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ Allianz Global Corporate & Specialty SE & V ASR Levensverzekering N.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 21 januari 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:25

werknemer/ Allianz Global Corporate & Specialty SE & V ASR Levensverzekering N.V.

De wijziging van de pensioenovereenkomst – van onvoorwaardelijke naar voorwaardelijke indexatie – is in strijd met artikel 20 Pensioenwet.

Feiten

Werknemer is op 1 november 1987 in dienst getreden bij Allianz. Op de arbeidsovereenkomst is door middel van een incorporatiebeding de cao voor het verzekeringsbedrijf Binnendienst (hierna: de cao) van toepassing. De pensioenafspraken zijn in de cao vastgelegd. Werknemer bouwde aanvankelijk pensioen op bij pensioenuitvoerder AMEV (dat is inmiddels ASR) op basis van een zogenoemde gemitigeerde eindloonregeling. Per 1 januari 2001 heeft Allianz de pensioenovereenkomst ondergebracht bij uitvoerder SPAN. Werknemer heeft niet ingestemd met waardeoverdracht van zijn tot 1 januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken aan SPAN. Met ingang van 2011 heeft een wijziging plaatsgevonden in de cao, inhoudende dat de toeslagverlening van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk is gegaan op basis van zogeheten overrente. Het pensioen van werknemer is tot 1 januari 2013 volledig geïndexeerd. Werknemer heeft kort gezegd gevorderd te verklaren voor recht dat de door hem opgebouwde pensioenaanspraken bij ASR vanaf januari 2001 geïndexeerd moeten worden op grond van artikel 16 van het AMEV-pensioenreglement. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Werknemer komt op tegen de oordelen van de kantonrechter.

Oordeel

Bij de beoordeling van de grieven stelt het hof voorop dat de kantonrechter op juiste gronden heeft beslist dat de door werknemer ingestelde vorderingen niet zijn verjaard. Niet ter discussie staat dat de cao met ingang van 1 januari 2013 is gewijzigd in die zin dat de toeslagverlening van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk is gegaan, op basis van zogeheten overrente. Werknemer stelt zich echter op het standpunt dat de wijziging van de toeslagverlening in de cao van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk niet geldt voor zijn AMEV-aanspraken. Anders dan werknemer kennelijk meent, wordt zijn recht op zijn bij AMEV opgebouwde pensioenaanspraken en de indexatie daarvan naar het oordeel van het hof wel degelijk beheerst door de achtereenvolgende cao’s. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van beëindiging van het deelnemerschap in de zin van artikel 16 van het AMEV-pensioenreglement moet naar het oordeel van het hof gekeken worden naar de in het AMEV-pensioenreglement opgenomen limitatieve opsomming van de situaties waarin het deelnemerschap eindigt. Van die situaties is geen sprake. Werknemer voldoet daarom niet aan de definitie van ‘gewezen deelnemer’. Evenmin kan werknemer worden aangemerkt als gewezen deelnemer in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. Werknemer is immers nog steeds in dienst bij Allianz en verwerft op grond van zijn pensioenovereenkomst met Allianz (de cao) nog steeds pensioenaanspraken jegens een pensioenuitvoerder. Werknemer is daarom deelnemer zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Werknemer betoogt daarnaast nog dat sprake is van een leemte, waarvoor op grond van het AMEV-pensioenreglement een beslissing naar analogie van de bepalingen van het reglement moet worden genomen. Het hof verwerpt dit en oordeelt dat geen sprake is van een leemte; de definitie van gewezen deelnemer in artikel 2 lid 3 van het AMEV-pensioenreglement is duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Werknemer heeft in hoger beroep ook aangevoerd dat de wijziging van de pensioenovereenkomst – van onvoorwaardelijke naar voorwaardelijke indexatie – in strijd is met artikel 20 Pensioenwet. Dit beroep slaagt. Het hof oordeelt dat niet kan worden aanvaard dat de pensioenovereenkomst rechtsgeldig is gewijzigd. Het hof is van oordeel dat de door werknemer opgebouwde pensioenaanspraken bij AMEV/ASR onvoorwaardelijk geïndexeerd moeten worden krachtens de indexatiemaatstaf van artikel 16 van het AMEV-pensioenreglement. De primaire vorderingen van werknemer voor zover deze zich richten tot Allianz en ASR zullen aldus worden toegewezen. Ten aanzien van SPAN is het hof van oordeel dat de vorderingen dienen te worden afgewezen. Werknemer heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat SPAN als nieuwe pensioenuitvoerder jegens werknemer verantwoordelijk is voor de uitvoering van het AMEV-pensioenreglement, terwijl er geen waardeoverdracht van het pensioen dat uit hoofde van de AMEV-pensioenregeling is opgebouwd aan SPAN heeft plaatsgevonden.