Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 21 januari 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:540
Feiten
Werknemer was van 1999 tot 1 januari 2010 in loondienst van SPOS, de stichting die de praktijkscholing van schilders in de regio Twente verzorgde. In augustus 2009 heeft werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten met TSH, waardoor hij daar per 1 januari 2010 in dienst trad. TSH verwijt werknemer onrechtmatig handelen als bestuurder, omdat werknemer deze arbeidsovereenkomst voor zichzelf heeft afgesloten terwijl hij (formeel of feitelijk) bestuurder van TSH was en tegenover het forse salaris dat hij kreeg geen arbeidsprestatie stond die dat salaris rechtvaardigde. De rechtbank heeft TSH gelijk gegeven en werknemer is veroordeeld tot betaling van € 304.573 aan schadevergoeding. Zowel werknemer als TSH heeft bezwaren tegen het vonnis.
Oordeel
Als meest vergaande verweer heeft werknemer aangevoerd dat de vordering van TSH is verjaard. Dit beroep wordt verworpen. Het besluit om de arbeidsovereenkomst met werknemer aan te gaan zal voor 21 augustus 2009 genomen zijn, maar eventuele schade voor TSH is pas ontstaan door aan dat besluit uitvoering te geven in de vorm van uitbetaling van salaris, hetgeen zal zijn gebeurd na 1 januari 2010.
Was werknemer bestuurder?
TSH heeft werknemer aansprakelijk gesteld als bestuurder van TSH. Voor het aannemen van deze aansprakelijkheid dient komen vast te staan dat werknemer op het moment dat hij de arbeidsovereenkomst aanging bestuurder was van TSH in formele zin en als zodanig was aangesteld op de wijze zoals de wet bepaalt. TSH heeft aangevoerd dat werknemer als feitelijk bestuurder/beleidsbepaler van TSH optrad. Dat is echter onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW. De wet schrijft voor dat de statuten van een stichting de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders moeten inhouden. In de statuten van TSH is bepaald dat bestuursleden door middel van coöptatie worden aangetrokken; bij het ontstaan van een vacature voorzien de overblijvende bestuursleden daarin door de benoeming van een opvolger. Die benoeming dient dan te blijken uit een besluit van het bestuur. De benoeming moet ook aanvaard worden; dat kan stilzwijgend gebeuren. Het belang van de rol van een bestuurder bij een rechtspersoon verzet zich ertegen dat aangenomen wordt dat een persoon bestuurder is zonder dat die benoeming ook blijkt uit een bestuursbesluit. TSH heeft tot op heden onvoldoende gesteld om aan te nemen dat een dergelijk besluit tot benoeming van werknemer als bestuurder van TSH genomen is en dat dit gold voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst op 21 augustus 2009. De door TSH aanvoerde feiten en omstandigheden – onder meer een KvK uittreksel en verslagen en jaarrekeningen, waarin werknemer wordt benoemd of heeft ondertekend – acht het hof onvoldoende om aan te nemen dat er een bestuursbesluit is genomen. TSH zal conform haar aanbod worden toegelaten te bewijzen dat er een bestuursbesluit is genomen om werknemer tot bestuurder van TSH te benoemen en dat hij deze benoeming heeft aanvaard.