Rechtspraak
Feiten
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (hierna: BPF Koopvaardij) is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet en de Wet Bpf 2000. Deelneming in BPF Koopvaardij is verplicht gesteld voor – kort gezegd – zeevarenden die door scheepsbeheerders te werk zijn gesteld aan boord van door hen beheerde zeeschepen en wonen binnen de Europese Unie. Pleziervaartuigen vallen niet onder het begrip ‘zeeschip’. Greenpeace, een ideële stichting, is in 1979 opgericht en heeft als doel het bevorderen van natuurbehoud. Zij zet voor het bereiken van haar doelen (onder meer) drie schepen in; voor wetenschappelijk onderzoek, voor publieksinformatie en voor geweldloze acties. Bij Greenpeace werken ongeveer 90 fte aan boord van een van de drie schepen, die elkaar elke drie maanden afwisselen. BPF Koopvaardij vordert een verklaring voor recht dat de zeevarenden in dienst van Greenpeace, die vanaf 1 mei 2015 werken aan boord van eerdergenoemde schepen, onder de werking van het verplichtstellingsbesluit vallen.
Oordeel
Vaststaat dat de drie schepen uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf worden ingezet en dat Greenpeace een non-profitorganisatie is. Nu zij geen bedrijfsactiviteiten uitvoert, betwist Greenpeace dat zij op grond van de Wet Bpf 2000 kan worden verplicht tot aansluiting bij BPF Koopvaardij. Echter, ook als ervan uit wordt gegaan dat Greenpeace op basis van de Wet Bpf 2000 kan worden verplicht om zich aan te sluiten, wordt geconcludeerd dat Greenpeace niet verplicht was en is om zich aan te sluiten. Daartoe geldt het volgende. Niet in geschil is dat (de bemanning van de schepen van) Greenpeace valt onder de definitie in het verplichtstellingsbesluit van zeevarenden en onder de definitie van scheepsbeheerder. Partijen twisten echter over de vraag of de schepen van Greenpeace vallen onder de onderdeel B van de verplichtstelling genoemde begrippen zeeschip en/of pleziervaartuig. Bij de uitleg van die begrippen dient niet alleen gekeken te worden naar de taalkundige uitleg. In het verplichtstellingsbesluit is allereerst vermeld dat het gaat om zeeschepen als bedoeld in artikel 8:2 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat onder zeeschepen wordt verstaan de schepen die als zeeschip te boek staan in de openbare registers. In het verplichtstellingsbesluit is verder vermeld dat het gaat om zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels de vlag van het Koninkrijk mogen voeren. In artikel 311 van het Wetboek van Koophandel is bepaald aan welke vereisten een schip moet voldoen om een Nederlands schip te zijn (en dus de Nederlandse vlag mag voeren). In lid 4 van dit artikel zijn daarvoor specifieke vereisten opgesomd ingeval een schip ‘uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt’. In de memorie van toelichting bij dit artikellid is opgemerkt dat zeeschepen die niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf op aanvraag ook een zeebrief kunnen krijgen (om de Nederlandse vlag te voeren) en dat ‘naast plezierjachten valt te denken aan schepen van organisaties zoals Greenpeace (...)’. Niet is in geschil dat in het kader van het in 1989 geïntroduceerde “open-armenbeleid” de Nederlandse overheid bereid was om zeeschepen van organisaties met ideële doelen te beschouwen als pleziervaartuigen, zodat zij een zeebrief konden krijgen en dat de schepen van Greenpeace ook in het Scheepsregister in de categorie pleziervaartuigen zijn ingeschreven (en niet in de categorie koopvaardijvaartuigen). Hieruit volgt dat de schepen van Greenpeace, hoewel taalkundig geen plezierjachten, door de Nederlandse overheid bij gebrek aan beter passende wetgeving wel als zodanig zijn gecategoriseerd. Ook ingevolge artikel 1 onder e Wet zeevarenden vallen de schepen van Greenpeace onder het begrip pleziervaartuig. Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de schepen van Greenpeace onder het begrip pleziervaartuig vallen en de bemanning van de schepen van Greenpeace daardoor is uitgezonderd van de verplichtstelling.