Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 3 februari 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:520
Werkneemster heeft geen belang bij haar verzoek werkgever te veroordelen tot uitbetaling transitievergoeding en vakantie- en overuren, nu werkgever reeds heeft toegezegd tot uitbetaling daarvan over te gaan. Mondelinge uitspraak ex artikel 30p Rv.

Feiten

Werkneemster is op basis van diverse arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de periode van 1 juli 2017 tot en met 1 januari 2020 in dienst geweest bij werkgeefster. Werkneemster was voor werkgeefster werkzaam bij bedrijf X. Bedrijf X heeft werkneemster op 26 oktober 2019 beschuldigd van fraude met de urenregistratie en naar huis gestuurd. In het onderhavige geding staat een aantal afwikkelingskwesties ter discussie.

Oordeel

Transitievergoeding

Werkneemster verzoekt veroordeling van werkgeefster om over te gaan tot uitbetaling van de transitievergoeding. Werkneemster heeft hier echter geen belang bij, omdat werkgeefster de verschuldigdheid van de transitievergoeding al voorafgaand aan deze procedure heeft erkend. Er is geen reden om aan te nemen dat werkneemster niet tot betaling van de transitievergoeding zal overgaan.

Vakantie- en overuren

Ook de vordering tot uitbetaling van vakantie-uren en overuren wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Voorafgaand aan de procedure en ook tijdens de zitting heeft werkgeefster toegezegd dat zij tot uitbetaling van die uren zal overgaan.

Zuivering eer en goede naam

De kantonrechter begrijpt dat werkneemster ook verzoekt om werkgeefster te veroordelen om haar eer en goede naam te zuiveren. Voor een rectificatie van de beschuldiging van fraude moet werkneemster zich echter tot bedrijf X wenden. Zij kan dat niet van werkgeefster vragen. Werkgeefster heeft werkneemster immers niet van fraude beschuldigd. Het verzoek wordt daarom afgewezen.