Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 24 maart 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:2509
Feiten
Werknemer is op 1 december 2000 in dienst getreden bij Lorenti Festiviteiten B.V. (hierna: Lorenti). Bestuurder was vanaf 13 oktober 2003 bestuurder van Lorenti. Bij Lorenti was een pensioenregeling met Aegon Nederland N.V. van kracht. Op enig moment is tussen partijen afgesproken dat werknemer deel zou nemen aan de pensioenregeling en is pensioenpremie op het loon van werknemer ingehouden. Per oktober 2008 is Lorenti bij Aegon geroyeerd in verband met het niet voldoen aan haar betalingsverplichtingen. In een brief van 11 november 2013 heeft de bestuurder werknemer hierover bericht. Lorenti is met ingang van 20 mei 2014 failliet verklaard. Het dienstverband tussen Lorenti en werknemer is daarop geëindigd. Aegon heeft op 27 november 2017 aangegeven dat werknemer niet in haar administratie voorkomt. Werknemer heeft in eerste aanleg een schadevergoeding van de bestuurder gevorderd voor een bedrag van € 4.022,14. De kantonrechter heeft echter slechts € 498,54 toegewezen. Hiertegen komt werknemer in hoger beroep op.
Oordeel
Uit de overgelegde salarisspecificaties volgt dat is overeengekomen dat werknemer met ingang van 1 januari 2006 zou gaan deelnemen aan de pensioenregeling en dat vanaf dat moment ook de pensioenpremie is ingehouden. Werknemer is nimmer deelname aan de pensioenregeling geweigerd, althans hem is daarvan nimmer iets meegedeeld. Het hof is van oordeel dat naar aanleiding hiervan voldoende duidelijk blijkt dat Lorenti vanaf januari 2006 pensioenpremie op het loon van werknemer is gaan inhouden. Uitgaande van inhouding van pensioenpremie op werknemers loon bij Lorenti met ingang van januari 2006 ligt het in de rede dat werknemer en Lorenti daarover overeenstemming hadden bereikt, zoals werknemer betoogt. Dat werknemer schriftelijk heeft verklaard niet te willen deelnemen aan de bij Aegon ondergebrachte pensioenregeling van Lorenti, zoals de bestuurder aanvoert en werknemer bestrijdt, behoeft aan die instemming niet in de weg staan, te minder omdat de verklaring waarop de bestuurder zich beroept ongedateerd is en werknemer kennelijk niet al bij indiensttreding in 2000 heeft willen deelnemen. De bestuurder heeft daarom onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter weerlegging van de door werknemer onderbouwde overeenstemming tussen hem en Lorenti over deelname aan de pensioenregeling per januari 2006, zodat van die overeenstemming dient te worden uitgegaan. Het hof neemt bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt dat per januari 2006 voor Lorenti een verplichting is ontstaan om in verband met werknemer deelname aan de pensioenregeling voor hem pensioenpremie af te dragen. Het staat vast dat Lorenti daartoe niet is overgegaan. De bestuurder is voor de gevolgen daarvan als toenmalig bestuurder van Lorenti persoonlijk aansprakelijk. Werknemer heeft de voor hem schadelijke gevolgen van het falen van Lorenti en de bestuurder met hulp van Aegon berekend op € 4.022,14. Die berekening is als zodanig niet door de bestuurder betwist, zodat het hof het berekende bedrag tot uitgangspunt neemt. Het door werknemer gevorderde bedrag in hoger beroep wordt als resterend toegewezen.