Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 maart 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:3149
Feiten
Werkneemster is op 1 juli 2019 in dienst getreden bij werkgeefster. De arbeidsovereenkomst is per 1 januari 2020 door werkneemster opgezegd met onmiddellijke ingang. Werkgeefster heeft berust in die opzegging. Werkgeefster heeft het aan werkneemster verschuldigde loon slechts gedeeltelijk voldaan. Werkneemster vordert in kort geding veroordeling van werkgeefster om aan haar het netto-equivalent van € 6.973,14 bruto aan achterstallig loon, vakantietoeslag en onbenutte vakantie-uren te betalen.
Oordeel
Werkgeefster is niet ter zitting verschenen. Nu ten aanzien van werkgeefster de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, wordt tegen haar verstek verleend. De vordering in kort geding komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en deze wordt dan ook toegewezen.