Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 april 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:2138
Werknemer heeft niet gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding door het toelaten van externen in de keuken van werkgeefster, aangezien daarmee niet is gegeven dat werknemer aan hen de gelegenheid heeft geboden van bedrijfsgeheimen kennis te nemen.

Feiten

Werknemer is bij werkgeefster in dienst geweest als assistent-bedrijfsleider. Volgens de begin april 2016 door beide partijen getekende schriftelijke arbeidsovereenkomst ging de arbeidsovereenkomst in op 1 juli 2016. In artikel 12.1 van de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. In artikel 12.2 is onder meer bepaald dat bij overtreding van het geheimhoudingsbeding de werkgever een direct opeisbare boete van € 2000 per overtreding aan de werknemer kan opleggen. Volgens een allonge arbeidsovereenkomst van 26 augustus 2016 treedt werknemer met ingang van 15 september 2016 in dienst van werkgeefster en eindigt deze arbeidsovereenkomst van rechtswege op 15 september 2017. De arbeidsovereenkomst is na 15 september 2017 stilzwijgend voortgezet. Werknemer heeft op 27 april 2018 de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een maand opzegtermijn opgezegd. Enkele dagen na de opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft werkgeefster werknemer per e-mail laten weten dat haar uit camerabeelden is gebleken dat werknemer meerdere malen het geheimhoudingsbeding heeft geschonden wegens het regelmatig en langdurig toelaten in de keuken van personeel dat niet in dienst is van werkgeefster, onder toezicht van werknemer. Werkgeefster vordert dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat werknemer zevenmaal heeft gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding en derhalve een boete van € 14.000 aan haar dient te betalen. Werknemer vordert in reconventie onder meer achterstallig loon, te weten een bedrag van € 6.250, welk bedrag ziet op loon dat verschuldigd is over de periode van 1 juli 2016 tot 15 september 2016.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkgeefster onvoldoende onderbouwd dat in strijd is gehandeld met het geheimhoudingsbeding. Dat externen in de productieruimte aanwezig zijn geweest staat wel vast. Werkgeefster heeft ook niet betwist dat daarvan meerdere malen, bijvoorbeeld wanneer het leveranciers betreft, sprake is geweest en dat zij daarvan ook op de hoogte was, hetgeen ook bevestigd wordt door de beelden waarop is te zien dat verschillende personen in de productieruimte aanwezig waren, terwijl er ook derden waren. Voor zover werknemer als assistent-bedrijfsleider al verantwoordelijk voor deze gang van zaken kan worden gehouden, is daarmee echter niet gegeven dat werknemer bijzonderheden omtrent bedrijfsaangelegenheden heeft onthuld noch dat hij aan externen de gelegenheid heeft geboden van bedrijfsgeheimen kennis te nemen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. Daarnaast heeft werknemer aangevoerd dat hij vanaf 1 juli 2016 voorbereidende werkzaamheden heeft verricht, zoals kasherwerkzaamheden en kasjroetadvies. Werkgeefster heeft dat gemotiveerd betwist en aangevoerd dat de voorbereidende werkzaamheden van werknemer eerst vanaf 15 september 2016 zijn gestart. De kantonrechter overweegt dat werknemer zijn stellingen tegenover de gemotiveerde betwisting van werkgeefster niet heeft onderbouwd aan de hand van enig bescheid of bewijsstuk. Evenmin heeft hij een verklaring gegeven voor het feit dat hij eerst na ongeveer drie jaar na dato deze loonvordering kenbaar maakt. Onder deze omstandigheden heeft werknemer onvoldoende invulling gegeven aan zijn stelplicht en daarom gaat de kantonrechter voorbij aan zijn aanbod bewijs te leveren aan de hand van getuigen. De vordering van werknemer ter zake van het loon over deze periode zal daarom worden afgewezen.