Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 7 april 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:793
Feiten
Werknemer is sinds 1 juli 1999 in dienst bij werkgever en heeft, door geld te doen inhouden op zijn salaris en te storten door werkgever, met ingang van 29 maart 2006 geld gespaard op een geblokkeerde bankrekening levensloopsparen bij Rabobank. Een deel kan hij tot en met 31 maart 2021 opnemen ter vrije besteding. Daarvoor moet één maand voor gebruik een gezamenlijk verzoek voor worden ingediend bij de Rabobank. Op 19 januari 2018 heeft werknemer werkgever geïnformeerd over zijn voornemen gebruik te maken van de levensloopregeling. Op 21 juni 2018 is werknemer erop aangesproken dat hij later begon en eerder wegging dan de officiële werktijd en dat er verrekening zou plaatsvinden. Werknemer heeft aangegeven het daar niet mee eens te zijn en geschreven dat hij afziet van het voornemen langdurig verlof op te nemen in het kader van de levensloopregeling. Werkgever heeft diezelfde dag aan werknemer bericht dat hij niet meer welkom is. Bij e-mail d.d. 29 juni 2018 heeft werknemer betaling van salaris en vakantietoeslag en wedertewerkstelling verzocht, maar werkgever heeft hier afwijzend op gereageerd. Werknemer heeft in dit kort geding wedertewerkstelling en (door)betaling van loon en vakantiegeld gevorderd, hetgeen is toegewezen. Naar aanleiding van dat vonnis heeft werknemer executoriale maatregelen genomen. Werkgever heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt en een verklaring van recht gevorderd dat hij niet is gehouden het loon door te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen, waartegen werknemer hoger beroep heeft ingesteld. In het hoger beroep is nog geen inhoudelijk arrest gewezen. Werkgever is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis in kort geding.
Oordeel
Afstemming op het bodemvonnis?
Doorslaggevend is dat de bodemrechter inmiddels uitspraak heeft gedaan. Het uitgangspunt is dat de rechter in dat geval zijn vonnis afstemt op het oordeel van de bodemrechter. In dit geval zouden de vorderingen van werknemer tot toelating van werk en loonbetaling dan moeten worden afgewezen. Het hof begrijpt dat werknemer zich beroept op de uitzondering, namelijk dat in het bodemvonnis klaarblijkelijk sprake is van een misslag. Uit de geformuleerde inhoudelijke bezwaren volgt echter naar het oordeel van het hof niet dat daarvan sprake is. Datzelfde geldt voor de bezwaren tegen de bewijswaardering.
De vorderingen van werknemer
Gezien voorgaande zijn de vorderingen tot loon(door)betaling en wedertewerkstelling niet toewijsbaar. Omdat het vakantiegeld in de bodemprocedure niet aan de orde is geweest, zal het hof over die vordering wel zelfstandig oordelen. Er bestaat te veel onduidelijkheid over het al dan niet nog te betalen vakantiegeld, om daarover te oordelen in dit kort geding. De vordering zal daarom worden afgewezen. Het bestreden vonnis wordt vernietigd en de vorderingen van werknemer worden alsnog afgewezen.
De vorderingen van werkgever
Werkgever vordert (terug)betaling van kosten die zijn gemaakt door de door werknemer getroffen executiemaatregelen. Een vordering in reconventie kan, ook in kort geding, niet voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld. Dit betekent dat de vordering niet kan worden toegewezen voor zover het gaat om de vergoeding van (kennelijk op onrechtmatig handelen van werknemer gebaseerde) beslag- en executiekosten. De terugbetaling van het bedrag dat werknemer heeft geïncasseerd, komt wel voor toewijzing in aanmerking.