Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster c.s.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 21 april 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:3225
Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren van werkneemster. Wettelijke verhoging wordt, in tegenstelling tot de door werkneemster gevorderde 50%, vastgesteld op 10%.

Feiten

Werkneemster is in de periode van mei tot en met september 2017 in dienst geweest van werkgeefster. In de arbeidsovereenkomst is de cao Kappersbedrijven van toepassing verklaard. Voor de beloning is werkneemster ingedeeld in de functiegroep ‘Hairstylist 2’. Werkneemster heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 1.212,58 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging en van € 287,50 aan reiskosten, alsmede voor recht te verklaren wat de vakantieaanspraken van werkneemster waren en dat de financiële waarde ervan aan werkneemster moet worden uitbetaald, vermeerderd met een wettelijke verhoging. De kantonrechter heeft de vordering aangaande achterstallig loon alsook de gevorderde reiskostenvergoeding toegewezen. De door werkneemster gevorderde wettelijke verhoging is toegewezen tot een beloop van 10%. De vordering omtrent de vakantie-uren is als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Werkneemster keert zich in hoger beroep tegen de afwijzing van haar vordering omtrent vakantie-uren en tegen de beperking van de over het achterstallig loon toegewezen wettelijke verhoging tot 10%. Tegen werkgeefster is verstek verleend.

Oordeel

Vergoeding opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren

Het gemiddelde aantal gewerkte uren als ook het tot uitgangspunt te nemen bruto-uurloon is door werkneemster bij haar conclusie van antwoord in oppositie nader onderbouwd en daarna niet meer door werkgeefster weersproken. Het hof zal dat gemiddelde en dat bruto-uurloon dan ook tot uitgangspunt nemen. Dat leidt dan tot een opgebouwde aanspraak van in totaal 75,5 uren. Werkneemster heeft op het verweer van werkgeefster dat zij twee weken vakantieverlof heeft opgenomen gereageerd, zo begrijpt het hof haar, dat zij weliswaar de door werkgeefster aangewezen weken niet heeft gewerkt, maar deze ook niet betaald heeft gekregen. Die stelling sluit aan bij het door werkneemster gegeven overzicht van gewerkte uren die in de maanden juni en augustus 2017 minder zijn dan in de andere maanden. Op een en ander heeft werkgeefster niet meer gereageerd zodat het hof aan hun verweer ter zake als onvoldoende onderbouwd voorbij gaat. Het voorgaande leidt ertoe dat werkgeefster ten onrechte een bedrag van € 804,80 bruto (75,5 uren à € 9,87, vermeerderd met 8% vakantietoeslag) aan vergoeding van opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren onbetaald heeft gelaten.

Wettelijke verhoging

Het hof ziet geen reden om over de achterstallige vergoeding voor opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren een andere, hogere wettelijke verhoging toe te wijzen dan toegewezen over het achterstallig loon, ook niet in wat werkneemster in haar grief (vergeefs) naar voren heeft gebracht over de wettelijke verhoging over het achterstallige loon. Over het bedrag van deze vergoeding zal dan ook een verhoging van 10% worden toegewezen in plaats van de door werkneemster gevorderde verhoging van 50%.