Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Pantos Logistics Benelux B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 10 april 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:2766
Nu werkgeefster heeft verzuimd de bedrijfsarts opnieuw in te schakelen, kan niet worden vastgesteld dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering en wordt de loonvordering van werknemer na ontslag op staande voet toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 10 september 2018 in dienst getreden bij Pantos Logistics Benelux B.V. (hierna: Pantos) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van Logistics Planner. Op donderdag 30 januari 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld bij Pantos. Bij e-mail van 31 januari 2020 heeft Pantos aan werknemer aangezegd dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd en aldus van rechtswege zal eindigen per 9 april 2020. Op 12 februari 2020 heeft werknemer de bedrijfsarts bezocht. Op 28 februari 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en de HR-manager om de werkzaamheden van werknemer over te dragen. Per e-mail van 2 maart 2020 heeft werknemer aan de HR-manager meegedeeld dat hij, ondanks zijn arbeidsongeschikt, bereid is een bijdrage te leveren aan het overdragen van zijn werkzaamheden. De HR-manager heeft per e-mail van 2 maart 2020 aangegeven werknemer per 3 maart 2020 beter te melden, omdat de bedrijfsarts duidelijk zou hebben aangegeven dat dit gaat om een arbeidsconflict. Op 5 maart 2020 heeft werknemer zich wederom ziek gemeld bij Pantos. Pantos heeft de nieuwe ziekmelding van werknemer niet geaccepteerd en heeft het salaris van werknemer vanaf 6 maart 2020 gestaakt. Werknemer heeft op 9 maart 2020 verzocht om een afspraak bij de bedrijfsarts. Daarop heeft de HR-manager per e-mail van 10 maart 2020 gereageerd dat werknemer per 1 maart 2020 officieel uit dienst is. Op 16 maart 2020 heeft werknemer nogmaals aangegeven dat hij arbeidsongeschikt is en heeft hij verzocht om een afspraak bij de bedrijfsarts. Werknemer verzoekt de kantonrechter onder meer om Pantos te veroordelen om bij wijze van een voorlopige voorziening aan werknemer het verschuldigde maandloon vanaf 1 maart 2020 tot 10 april 2020 te betalen.

Oordeel

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is aan het onverwijldheidsvereiste niet voldaan. Aan het ontslag op staande voet ligt ten grondslag dat volgens Pantos sprake is van werkweigering door werknemer vanaf 2 maart 2020. Pantos heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een legitieme reden bestond voor het tijdsverloop tussen 2 maart 2020 en 10 maart 2020. Een ontslag op staande voet met terugwerkende kracht is niet rechtsgeldig. Daarbij komt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Alhoewel niet in geschil is dat werknemer vanaf 2 maart 2020 niet is komen werken, lag daaraan volgens werknemer ten grondslag dat hij ziek was. Dat werknemer vanaf 2 maart 2020 weer zou komen werken, volgt de kantonrechter niet. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat werknemer, ondanks zijn aanbod zorg te komen dragen voor het overdragen van zijn werkzaamheden, nog altijd ziek meende te zijn. Pantos had bij de nieuwe ziekmelding opnieuw de bedrijfsarts moeten inschakelen. Temeer nu werknemer ook had aangegeven dat de omstandigheden die zich vanaf zijn ziekmelding van 30 januari 2020 hadden voorgedaan, hem geen goed hadden gedaan. Het is aan het oordeel van de bedrijfsarts om te bepalen of een werknemer al dan niet ziek is en niet aan de werkgever. Nu Pantos heeft verzuimd de bedrijfsarts opnieuw in te schakelen, kan niet worden vastgesteld dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering. Gezien het voorgaande acht de kantonrechter het in voldoende mate waarschijnlijk dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot veroordeling van Pantos tot betaling van (een voorschot op het) loon zal worden toegewezen.