Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 april 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:2974
Feiten
Stichting Het Dilemma (hierna: de Stichting) exploiteerde een niet-commerciële coffeeshop te Zwijndrecht. Werkneemster is per 1 januari 2015 in dienst bij de Stichting in de functie van shopmanager. De heer X was tot 1 oktober 2019 de directeur-bestuurder van de Stichting. Werkneemster was ermee bekend dat de heer X bij het inkopen van cannabis steeds € 0,10 per gram buiten de administratie heeft gehouden. Door die praktijk is een zogenoemde schaduwkas gevormd van meer dan € 300.000. Per 1 oktober 2019 is mevrouw Y in dienst getreden als bestuurder van de Stichting. Na het aantreden van mevrouw Y is werkneemster benaderd door de heer X. Hij wilde de schaduwkas verdelen over het managementteam en de beveiligers. Werkneemster heeft dit op 24 oktober 2019 aan mevrouw Y gemeld. Mevrouw Y is een onderzoek gestart. Op 30 oktober 2019 heeft de raad van toezicht de heer X op non-actief gesteld vanwege de door mevrouw Y geconstateerde fraude. De raad van toezicht heeft mevrouw Y op 19 november 2019 op staande voet ontslagen. De raad van toezicht heeft mevrouw Z als nieuwe directeur-bestuurder benoemd. Werkneemster heeft op 19 november 2019 geregistreerd dat zij ziek is. Op 20 en 21 november 2019 heeft de politie de coffeeshop binnengetreden en een aanzienlijk bedrag aan contant geld, waaronder de schaduwkas, in beslag genomen. Op 22 november 2019 heeft mevrouw Z werkneemster opgedragen om zich diezelfde dag om 10.00 uur op kantoor te melden met alle bedrijfsinformatie en bedrijfsmiddelen die zij van de Stichting in bezit heeft. Werkneemster heeft aangegeven zich ziek te hebben gemeld. De Stichting heeft werkneemster op 22 november 2019 op staande voet ontslagen wegens – kort gezegd – bedrog en fraude en het hardnekkig weigeren aan redelijke bevelen of opdrachten van de Stichting te voldoen. De Stichting verzoekt werkneemster te veroordelen om aan de Stichting een bedrag van € 7.198,93, bestaande uit de gefixeerde schadevergoeding, te voldoen.
Oordeel
Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De Stichting heeft werkneemster op 22 november 2019 op staande voet ontslagen. In de beschikking van heden in zaak met het zaaknummer 8273690 \ HA VERZ 20-6 [AR 2020-0495] is echter geoordeeld dat dit ontslag niet rechtsgeldig is vanwege het ontbreken van een dringende reden. Dit betekent dat er geen grond is voor toekenning van de verzochte vergoeding. Het verzoek wordt dus afgewezen.