Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 mei 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:2665
Feiten
Werknemer is met ingang van 17 juli 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Radionomy Group B.V. (hierna: Radionomy) in de functie van Country Director Netherlands and Germany (daar is later ook het VK aan toegevoegd). Het salaris bedroeg laatstelijk € 9.000 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een bonus. Daarnaast had werknemer recht op een autokostenvergoeding van € 1.000 netto per maand. Werknemer heeft Radionomy op 28 november 2019 in rechte betrokken nadat Radionomy een loonstop had opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een regeling getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal. Hierin staat onder meer dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 1 maart 2020 en dat het ‘gebruikelijke loon’ tot die tijd wordt doorbetaald. Na de mondelinge behandeling van 12 december 2019 is tussen partijen een geschil ontstaan over de vraag of Radionomy, op basis van hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen, ook de autokostenvergoeding van € 1.000 netto per maand over de periode van 10 oktober 2019 tot maart 2020 aan werknemer dient te voldoen. Werknemer vordert betaling van de autokostenvergoeding ter hoogte van € 5.000 netto.
Oordeel
Werknemer stelt zich op het standpunt dat de autokostenvergoeding tot het ‘gebruikelijke loon’ als bedoeld in het proces-verbaal behoort. Radionomy stelt echter dat hieronder uitsluitend het ‘kale’ loon valt, in dit geval het maandelijkse bedrag van € 9.000 bruto. De kantonrechter oordeelt als volgt. Het begrip ‘gebruikelijk loon’ is geen eenduidig begrip en dient daarom te worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Bij een zuiver taalkundige uitleg zal een autokostenvergoeding niet beschouwd worden als ‘gebruikelijk’ loon, maar als een (kosten)vergoeding. In het licht van de omstandigheden van het onderhavige geval, te weten dat bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst de autokostenvergoeding bedoeld was om werknemer tegemoet te komen in zijn salariswens én de door werknemer daadwerkelijk gemaakte reiskosten niet ten laste kwamen van zijn autokostenvergoeding, hebben partijen kennelijk bedoeld overeen te komen dat werknemer een deel van het loon in de vorm van een (fiscaal gunstige) autokostenvergoeding ontving. Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling van 12 december 2019 gaan onderhandelen en hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen wat nog moet worden voldaan en wanneer. Partijen hebben daarbij de autokostenvergoeding niet specifiek benoemd. Volgens werknemer is dat omdat voor partijen duidelijk was dat de autokostenvergoeding tot het ‘gebruikelijke loon’ behoorde. Radionomy heeft aangevoerd dat zij de autokostenvergoeding vergeten is te benoemen. Zij heeft de autokostenvergoeding niet bewust erbuiten gelaten. Onder deze omstandigheden mocht werknemer bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst daarom redelijkerwijs aan het begrip ‘gebruikelijk loon’ de betekenis toekennen die partijen ook bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst en gedurende het dienstverband daaraan feitelijk hebben gegeven, doordat een deel van het loon in de vorm van een autokostenvergoeding werd betaald. Het ‘gebruikelijk loon’ werd daarmee het brutoloon plus de nettoautokostenvergoeding. Werknemer mocht van Radionomy verwachten dat zij het begrip ‘gebruikelijk loon’ in gelijke zin zou opvatten. Dat Radionomy vergeten is om de autokostenvergoeding specifiek te benoemen tijdens de onderhandelingen en bij het opstellen van het proces-verbaal, dient onder deze omstandigheden voor haar risico te komen. De conclusie is dat de vordering van werknemer tot betaling van de autokostenvergoeding wordt toegewezen. Nu de autokostenvergoeding een nettovergoeding betreft en fiscaaltechnisch gezien geen loon is, wordt de gevorderde wettelijke verhoging afgewezen.