Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 juni 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:1704
Relatiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is nietig wegens het ontbreken van een schriftelijke motivering. Het bij uitdiensttreding verstrekte overzicht van relaties valt niet aan te merken als zelfstandig relatiebeding of (vaststellings)overeenkomst.

Feiten

Werkgeefster is een uitzendonderneming. Werknemer is op 1 april 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij werkgeefster in dienst getreden als aankomend vestigingsassistent. Aansluitend zijn partijen per 1 januari 2019 een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (één jaar) aangegaan. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomsten is in artikel 14 een relatiebeding opgenomen. Werknemer heeft de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds opgezegd tegen 5 juli 2019. Op 20 juni 2019 hebben partijen een document met het opschrift  ‘Aanvullende overeenkomst aangaande artikel 14 van de arbeidsovereenkomst’ ondertekend (hierna: het document). In het document zijn vervolgens zeven ondernemingen als relaties van werkgeefster genoemd en er is een boetebepaling opgenomen gelijkluidend aan de boetebepaling in de arbeidsovereenkomsten. Werknemer is op 22 juli 2019 in dienst getreden bij IDB Nederland B.V. (hierna: IDB) in de functie van accountmanager. Werkgeefster heeft vier e-mails overgelegd waarin door contactpersonen van vier van de in het document benoemde ondernemingen wordt bevestigd dat zij personeel inlenen via IDB. De vraag die voorligt, is of werkgeefster werknemer kan houden aan het relatiebeding (en het boetebeding) van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomsten en/of aan het relatiebeding (inclusief boetebeding) zoals opgenomen in het document van 20 juni 2019. Daarbij komt onder meer aan de orde of voldaan is aan de eis van een schriftelijke motivering van het relatiebeding en of het document een (vaststellings)overeenkomst is. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep voorlopig geoordeeld dat het in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding nietig is.

Oordeel

Schriftelijke motivering van het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst?

Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat artikel 14 geen schriftelijke motivering bevat als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW. De vermelding in de eerste zin van artikel 14 van het verschil met een concurrentiebeding kan niet voor de in genoemd artikellid bedoelde schriftelijke motivering van het belang van werkgeefster bij het relatiebeding doorgaan. Deze vermelding voldoet ook op geen enkele manier aan de schriftelijke motivering van het relatiebeding te stellen hoge eisen.

Is sprake van een op 20 juni 2019 afgesloten zelfstandig relatiebeding of vaststellingsovereenkomst?

Het document van 20 juni 2019 houdt naar het voorlopig oordeel van het hof geen zelfstandig relatiebeding in, maar ook geen vaststellingsovereenkomst. Werknemer heeft het document immers slechts ‘voor ontvangst’ getekend zodat geen sprake is van wilsovereenstemming. Daarnaast is het hof voorlopig van oordeel dat er geen sprake is van verklaringen over en weer tussen partijen of van gedragingen van partijen jegens elkaar waaruit afgeleid kan worden dat het document bedoeld is als afzonderlijke nieuwe overeenkomst met een zelfstandig relatiebeding, los van het relatiebeding in de arbeidsovereenkomsten. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, titel en inhoud heeft het document geen kenmerken van een vaststellingsovereenkomst. Eerder lijkt het document (door werkgeefster) alleen bedoeld en (door werknemer) begrepen te zijn als uitwerking van artikel 14 van de arbeidsovereenkomsten, te weten het bij uitdiensttreding van werknemer concreet opstellen van een overzicht van de relaties. De titel van het document vermeldt ook dat het om een aanvulling gaat op artikel 14. Verder is er in het document naar het voorlopig oordeel van het hof geen sprake van een vaststelling ter beëindiging van een bestaande onzekerheid of een bestaand geschil inzake de rechtsposities van partijen. Partijen gingen er volgens werkgeefster van uit dat het relatiebeding in de arbeidsovereenkomsten rechtsgeldig was, dus van een bestaande onzekerheid of geschil daaromtrent kan geen sprake zijn. Verder was duidelijk en niet in geschil tussen partijen op grond van de arbeidsovereenkomsten, dat werkgeefster een overzicht van relaties zou opstellen bij uitdiensttreding van werknemer. Het document met het overzicht van de relaties zou naar het voorlopig oordeel van het hof hooguit kunnen dienen ter voorkoming van een onzekerheid of geschil. Dit betekent dat partijen – als al sprake zou zijn van een (vaststellings)overeenkomst met een zelfstandig relatiebeding – niet hebben kunnen afwijken van de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:653 BW. En van strijd met dwingend recht is naar het voorlopig oordeel van het hof sprake, aangezien van een schriftelijke motivering van het relatiebeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW in/bij het document geen sprake is, zodat het relatiebeding in het document naar het voorlopig oordeel van het hof nietig is.