Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 juni 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:2991
Feiten
Werknemer is op 31 oktober 2019 bij werkgever in dienst getreden als interieurbouwer. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van drie maanden. Het betreft een oproepovereenkomst waarbij partijen een bruto-uurloon zijn overeengekomen. Op 12 november 2019 zijn partijen een ‘overeenkomst rijbewijs’ met elkaar aangegaan, waarin een bepaling is opgenomen over de (terug)betaling van de kosten van het rijbewijs. Werknemer heeft op kosten van werkgever (€ 1.197 inclusief btw) een tiendaagse snelcursus gevolgd voor het behalen van het rijbewijs B. In december 2019 heeft werknemer dit rijbewijs behaald. De rijschool heeft bij factuur van 14 november 2020 een bedrag van € 577 aan werknemer gecrediteerd. Voordat werknemer deelnam aan de snelcursus volgde hij bij dezelfde rijschool op eigen kosten een regulier lestraject. Op dinsdag 14 januari 2020 heeft werkgever aangifte gedaan van diefstal van een tas met gereedschap door werknemer. Werkgever heeft het loon over periode 13 van 2019 (2 december tot en met 29 december) betaald op 21 januari 2020. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd per 31 januari 2020. Werknemer verzoekt de kantonrechter – kort samengevat – werkgever te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 138,17 bruto en de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon. Volgens werkgever moet werknemer op grond van de ‘overeenkomst rijbewijs’ en het eindigen van de arbeidsovereenkomst een bedrag van € 1.000 terugbetalen.
Oordeel
Transitievergoeding
Het twee keer niet verschijnen zonder de werkgever daarvan op de hoogte te stellen is mogelijk verwijtbaar, maar levert geen ernstig verwijtbaar handelen op. De tas met gereedschap heeft werknemer weer bij werkgever ingeleverd. Dat van verduistering of diefstal sprake is geweest is niet komen vast te staan. Van enig strafrechtelijk onderzoek is niet gebleken. Werknemer heeft ter zitting toegelicht dat hij de gereedschapstas op 6 januari 2020 in de auto van zijn vriendin had meegenomen en dat zijn vriendin en hij naderhand ruzie kregen en de vriendin met haar auto is vertrokken. Later bleek de tas nog in de auto te staan. De conclusie is dat de uitzonderingsgrond in welk geval geen aanspraak bestaat op een transitievergoeding zich niet voordoet. De transitievergoeding wordt vastgesteld op een brutobedrag van € 58,14.
Wettelijke verhoging
Tussen partijen is niet in geschil dat werkgever het salaris over periode 13 van 2019 niet conform de afspraak die partijen daarover in de arbeidsovereenkomst hebben gemaakt en de wet heeft voldaan. Volgens werkgever heeft hij “besloten om de betaling tegen te houden” omdat werknemer op 7 januari 2020 niet op het werk was verschenen en de gereedschapstas zou hebben verduisterd. In de door werkgever overgelegde aangifte staat: “Ik heb hem toen [op 8 januari 2020] laten weten dat ik zijn salaris had vastgehouden omdat ik niet meer zeker wist wat zijn bedoelingen waren, omdat hij amper op het werk verscheen.” Deze omstandigheden, wat hier ook van zij – werknemer heeft de verduistering en het meermaals niet verschijnen betwist – leveren echter geen bevoegdheid op om over te gaan tot opschorting van de betaling van het loon over periode 13 van 2019. Het bedrag wordt vastgesteld op € 86,24.
Kosten rijbewijs
Volgens de overeenkomst is terugbetaling van (een deel van) de kosten aan de orde “indien de werknemer nog tijdens het behalen van zijn rijbewijs of binnen 12 maanden na het starten van de cursus op eigen initiatief zijn dienstverband beëindigt”. Die situaties doen zich niet voor. Met werknemer is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een rechtmatige creditering door de rijschool van een bedrag van € 577. Deze creditering vond plaats in verband met de afwikkeling van het reguliere lestraject dat werknemer volgde en daarbij was werkgever geen (juridische) partij.