Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 22 juni 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:4721
Feiten
De kantonrechter heeft op verzoek van Stichting Kwadrantgroep (hierna: Kwadrant) de arbeidsovereenkomst met werkneemster ontbonden, vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Hiertegen heeft werkneemster hoger beroep ingesteld. Werkneemster legt zich neer bij het einde van de arbeidsovereenkomst, maar vindt dat de kantonrechter ten onrechte heeft ontbonden wegens de g-grond. Kwadrant had kritiek op haar functioneren en had daarom de d-grond in stelling moeten brengen. In dat geval zou niet zijn ontbonden omdat geen verbetertraject is gevolgd, aldus werkneemster. Omdat ten onrechte is ontbonden, maar zij geen herstel van de arbeidsovereenkomst wenst, maakt zij aanspraak op een billijke vergoeding in plaats van herstel. Als de arbeidsovereenkomst wel op de juiste grond is ontbonden, meent werkneemster dat de kantonrechter haar verzoek om een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen door Kwadrant ten onrechte heeft afgewezen.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden heeft vastgesteld dat Kwadrant het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met werkneemster heeft verloren, nadat op diverse werkplekken problemen in de samenwerking waren ontstaan als gevolg van de houding van werkneemster. Na het arbeidsconflict in 2015 met haar leidinggevende en de daarop gevolgde mediation in 2016 zijn afspraken gemaakt over werkzaamheden op een andere afdeling. Wanneer wordt teruggekeken naar de incidenten die zich in de afgelopen jaren op diverse werklocaties tussen werkneemster en verschillende leidinggevenden hebben voorgedaan, moet de conclusie zijn dat de samenwerking steeds stukloopt op de grote mate van aandacht die werkneemster vraagt en klachten over het uitblijven daarvan wanneer zij feedback krijgt. Het hof oordeelt dat Kwadrant voldoende heeft geprobeerd de arbeidsverhouding met werkneemster vlot te trekken en daarbij de nodige instrumenten heeft ingezet, ook als rekening wordt gehouden met haar psychische problematiek. Die was niet zodanig dat zij om die reden arbeidsongeschikt was. Nadat werkneemster zelf liet weten dat zij de voor haar gecreëerde en door haar geaccepteerde functie niet meer wilde uitoefenen, mocht Kwadrant zich op het standpunt stellen dat de verhouding onherstelbaar verstoord was en het beroep op de g-grond was dus terecht. Kwadrant hoefde daarom niet opnieuw te zoeken naar herplaatsingsmogelijkheden. De door werkneemster gewenste billijke vergoeding in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst is evenmin aan de orde. Tot slot heeft de kantonrechter ook terecht geoordeeld dat Kwadrant niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De redenen die werkneemster hieraan ten grondslag had gelegd zijn ongegrond bevonden. De beroepsgronden falen derhalve.