Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 9 juni 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:1014
Feiten
Op 1 oktober 2006 is werkneemster in dienst getreden van de Stichting Thuisbevalling Nederland (hierna: STBN). Met ingang van 1 januari 2014 heeft Verloskundig Centrum De Poort B.V. (hierna: De Poort) de afdeling van STBN te Leiden overgenomen en is het dienstverband van werkneemster overgegaan op De Poort. Vanaf 1 juni 2014 is werkneemster aldaar werkzaam als echoscopist. Werkneemster is ingedeeld in (loon)schaal 2. Artikel 6 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt: ‘Er wordt geen gebruik gemaakt van een periodieke salarisverhoging. Het salaris wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de tarieven prenatale screening vastgesteld door Stichting STBN.’ Het uurloon van werkneemster in 2016 bedroeg € 28,98 bruto. Met ingang van 1 januari 2017 heeft STBN de echoscopisten, schaal 1 (die na 1 januari 2009 in dienst waren getreden), een loonsverhoging van 3,7% gegeven en de echoscopisten, schaal 2 (die voor 1 januari 2009 in dienst waren getreden), een loonsverhoging van 0,38%. STBN heeft in een voorbeeldbrief aan een echoscopist, schaal 2, onder meer aangegeven dat de loonschaal ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld aan de hand van de indexering van de NZa-tarieven, component personele kosten. De hiervoor genoemde loonsverhoging heeft erin geresulteerd dat De Poort het uurloon van werkneemster per 1 januari 2017 heeft verhoogd naar € 29,09 bruto. Op 1 januari 2018 is haar uurloon verhoogd naar € 29,77 bruto en per 1 januari 2019 bedroeg haar uurloon € 31,07 bruto. Werkneemster heeft in eerste aanleg nabetaling van salaris gevorderd. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat per januari 2017 de (relevante) tarieven van de NZa met gemiddeld 4,3% zijn verhoogd, dat de tarieven voor Structureel Echoscopisch Onderzoek met 3,8% zijn verhoogd en die voor de combinatietest met 4,6%, terwijl haar salaris met slechts 0,3% is gestegen. Zij is van mening dat haar salaris met terugwerkende kracht tot januari 2017 moet worden verhoogd met 4,3%, conform de tariefsaanpassing van STBN. De Poort heeft de vordering van werkneemster betwist. Zij heeft aangevoerd dat artikel 6 van de arbeidsovereenkomst niet helemaal duidelijk is geformuleerd en dat bedoeld is dat loonsverhoging plaatsvindt aan de hand van de loontarieven van de echoscopisten prenatale screening, zoals vastgesteld door STBN. Het salaris van echoscopisten volgt dus niet de tariefsverhogingen van de NZa, aldus De Poort. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster afgewezen en overwogen dat werkneemster zich ten onrechte op de NZa-tarieven beroept, terwijl uit de arbeidsovereenkomst volgt dat het gaat om de ‘tarieven prenatale screening vastgesteld door de Stichting STBN’. De Poort heeft de arbeidsovereenkomst nageleefd door de door STBN vastgestelde indexatie te volgen. Werkneemster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
De kern van de grieven van werkneemster komt erop neer dat De Poort het salaris van werkneemster per 1 januari 2017 niet heeft geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst. Het hof overweegt als volgt. Voor de beantwoording van de vraag wat partijen bedoeld hebben met het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, komt het niet alleen aan op de bewoordingen van die bepaling, maar ook op de zin die partijen daaraan over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij daarbij van elkaar mochten verwachten. Het hof kan werkneemster niet volgen waar zij betoogt dat De Poort het inkomensdeel van de tarieven prenatale screening van de NZa moet hanteren voor de indexering van haar salaris. Partijen hebben in het kader van de overgang van de arbeidsovereenkomst van werkneemster van STBN naar De Poort in 2014 in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst afgesproken dat indexering plaatsvindt aan de hand van tarieven die STBN vaststelt. Niet althans onvoldoende bestreden is dat De Poort bij de wijze van indexering niet anders heeft gehandeld dan zoals gebruikelijk was voor de overgang en dat die gebruikelijke werkwijze was dat voor de indexering niet een-op-een werd aangesloten bij tarieven van de NZa, maar overeenkomstig de zelfstandige vaststelling door STBN. Deze werkwijze vindt ook steun in de jaarlijkse overzichten voor de jaren 2011 tot en met 2013 die werkneemster kreeg van STBN met daarop vermelding van de woorden ‘tarief’ van de ‘echoscopist in dienst’ of ‘tarief echoscopisten in loondienst’, en daarbij vermelding van de hoogte van het maandloon, uurloon en de indexering weergegeven in een percentage. Op die overzichten wordt niet verwezen naar tarieven van de NZa. Tegen de achtergrond dat De Poort in 2014 de activa en werknemers van STBN, waaronder werkneemster, heeft overgenomen, ligt het in de rede dat partijen bedoeld hebben om ook na de overgang van de arbeidsovereenkomst van werkneemster, de tot dan toe bestaande situatie in stand te houden, dat wil zeggen dat het salaris van werkneemster wordt geïndexeerd zoals door STBN wordt vastgesteld voor de (andere) echoscopisten in loondienst. Het hof acht dan ook aannemelijk dat met ‘tarieven’ in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst ‘loontarieven/salarissen’ van de echoscopisten worden bedoeld, zoals De Poort heeft betoogd, die door STBN zelfstandig worden vastgesteld. Op basis van het voorgaande concludeert het hof dan ook dat met het bepaalde in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst werkneemster heeft moeten begrijpen dat de jaarlijkse indexering van haar salaris plaatsvindt volgens de loontarieven/salarissen van de echoscopisten prenatale screening die STBN jaarlijks vaststelt en bekend maakt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.