Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 12 juni 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:5902
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2019 bij DW Autoverhuur B.V. (hierna: DW Autoverhuur) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van internationaal chauffeur. Bij e-mail van 15 maart 2020 heeft werknemer aan DW Autoverhuur onder meer bericht dat hij in verband met het advies van het RIVM met lichte Coronaklachten thuis bleef van werk. Bij e-mail van 9 april 2020 heeft DW Autoverhuur aan werknemer onder meer bericht dat het niet lukte om met werknemer in contact te komen en het verzoek de toegezonden vaststellingsovereenkomst te retourneren. Namens werknemer is hierop bericht dat werknemer zich heeft ziek gemeld met het verzoek een bedrijfsarts in te schakelen. Bij brief van 16 april 2020 heeft DW Autoverhuur aan eiser onder meer bericht dat zijn afwezigheid als ongeoorloofd verzuim wordt aangemerkt en dat wegblijven als werkweigering zal worden beschouwd. Werknemer vordert onder meer achterstallig salaris. In reconventie vordert DW Autoverhuur onder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Oordeel
(Achterstallig) loon
Anders dan DW Autoverhuur kennelijk meent, dient de e-mail van 15 maart 2020 naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter wel degelijk te worden aangemerkt als ziekmelding. De ziekmelding wordt immers door DW Autoverhuur ondubbelzinnig bevestigd per e-mail van 9 april 2020. Dit blijkt temeer uit de omstandigheid dat DW Autoverhuur het loon vanaf 15 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 aan werknemer heeft doorbetaald. Indien DW Autoverhuur eraan twijfelde dat werknemer arbeidsongeschikt was wegens ziekte vanaf 1 april 2020, had het op de weg van DW Autoverhuur gelegen om de bedrijfsarts in te schakelen en de ziekmelding van werknemer te laten beoordelen. Dit heeft DW Autoverhuur niet gedaan, zelfs niet nadat werknemer daar meerdere malen om heeft verzocht. In plaats daarvan heeft DW Autoverhuur ervoor gekozen een vaststellingsovereenkomst aan werknemer te sturen om tot beëindiging van het dienstverband te komen. DW Autoverhuur heeft weliswaar aangevoerd dat zij de bedrijfsarts niet heeft ingeschakeld omdat werknemer kort na zijn ziekmelding een periode onbereikbaar is geweest, maar zelfs indien van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan, dan ontslaat het enkele feit dat werknemer een periode onbereikbaar was DW Autoverhuur nog niet van haar verplichting de bedrijfsarts op de hoogte te stellen. Nu DW Autoverhuur de bedrijfsarts niet op de hoogte heeft gesteld en de bedrijfsarts de ziekmelding van werknemer niet heeft beoordeeld, kan niet uitgesloten worden dat werknemer niet heeft gewerkt omdat hij ziek was/is. De kantonrechter acht dan ook voorshands aannemelijk dat werknemer vanaf 15 maart 2020 ziek is. De vordering tot betaling van € 2.374,40 bruto aan achterstallig loon over de maand april 2020, vermeerderd met het afgesproken salaris tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter wijst de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW toe van 50% van het verschuldigde loon over de maand april 2020.
Ontbinding
De aard van het kort geding, met name het voorlopige karakter ervan, staat er in beginsel aan in de weg dat in een kort geding een constitutief vonnis wordt gewezen. Van een constitutief vonnis is sprake wanneer door het vonnis een onvoorwaardelijke en permanente rechtstoestand gaat gelden, hetgeen bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst het geval is. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van DW Autoverhuur tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de daaraan verbonden overige vorderingen zich niet lenen voor behandeling in kort geding, hetgeen ingevolge artikel 256 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot afwijzing daarvan leidt.