Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 mei 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:5320
Geen toekenning billijke vergoeding, ondanks met artikel 7:671 BW strijdige opzegging. Bij vernietiging opzegging zou geen loonaanspraak meer hebben bestaan, gelet op langdurige arbeidsongeschiktheid werknemer. Vergoeding wegens onregelmatige opzegging is voldoende compensatie.

Feiten

Werknemer is op 10 april 2007 in dienst getreden bij werkgeefster. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van algemeen medewerker. Op 15 januari 2018 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. Het UWV heeft partijen in november 2019 bericht dat werknemer vanaf 13 januari 2020 een WIA-uitkering zal ontvangen. Daarop heeft werkgeefster de arbeidsovereenkomst opgezegd per 13 januari 2020. Bij brief van 16 januari 2020 heeft de gemachtigde van werknemer aan werkgeefster medegedeeld dat de opzegging in strijd is met artikel 7:671 BW en dat werknemer niet instemt met de opzegging. Op 2 februari 2020 heeft werkgeefster (alsnog) een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Werkgeefster heeft de eerdere opzegging bij e-mail van 4 februari 2020 ingetrokken. Werknemer heeft laten weten dat dit niet kan zonder zijn instemming. Bij brief van 5 maart 2020 heeft het UWV werkgeefster toestemming verleend de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Werkgeefster heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 10 maart 2020 opgezegd met ingang van 1 april 2020. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat werkgeefster de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd en toekenning van onder meer de transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding.

Oordeel

Verklaring voor recht

De opzegging van het dienstverband per 13 januari 2020 is in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW. Toestemming van het UWV ontbrak, evenals instemming van werknemer. De verzochte verklaring voor recht wordt dan ook gegeven.

Transitievergoeding

Werkgeefster erkent dat zij de transitievergoeding verschuldigd is. Zij heeft aangeboden een transitievergoeding van € 10.445 bruto aan werknemer te voldoen. Werknemer heeft de hoogte van de transitievergoeding niet betwist. Voornoemd bedrag is daarmee toewijsbaar.

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging

Werkgeefster heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer op onregelmatige wijze opgezegd, omdat er geen sprake is van een verleende ontslagvergunning, noch van wederzijds goedvinden en de geldende opzegtermijn van drie maanden niet in acht is genomen. De verzochte vergoeding van € 8.351,27 bruto wegens onregelmatige opzegging wordt dan ook toegewezen.

Billijke vergoeding

In het kader van de billijke vergoeding dient beoordeeld te worden welke gevolgen een eventuele vernietiging van de opzegging voor werknemer zou hebben gehad. In dat verband staat tussen partijen vast dat een vernietiging van de opzegging geen loonaanspraak zou hebben opgeleverd, gelet op de langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemer. Werkgeefster heeft alsnog toestemming van het UWV verkregen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Nu er bij vernietiging geen loonaanspraak zou hebben bestaan, is er geen aanleiding werknemer op dat punt te compenseren en aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Gesteld noch gebleken is dat werknemer als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van werkgeefster materiële schade heeft geleden of zal lijden. Voor toekenning van een billijke vergoeding als compensatie van immateriële schade bestaat evenmin aanleiding. Gesteld noch gebleken is dat werknemer in zijn persoon is aangetast. Met de vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt werknemer naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gecompenseerd. Bovendien wordt werkgeefster met de veroordeling tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging reeds voldoende gewezen op de noodzaak haar gedrag voor de toekomst aan te passen. Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding wordt dan ook afgewezen.