Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/VDU Detachering B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 10 juni 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:3841
Loonvordering na einde dienstverband. Partijen krijgen gelegenheid hun standpunten nader toe te lichten. Beslissing wordt aangehouden.

Feiten

Werkneemster is per 21 november 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van VDU Detachering B.V. (hierna: VDU) als administratief medewerker. De arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd tot en met 31 maart 2020. Werkneemster vordert veroordeling van VDU tot betaling van achterstallig salaris, vakantiegeld en ingehouden bedragen. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 16 augustus 2019 haar arbeidsovereenkomst met VDU heeft opgezegd tegen 30 september 2019. Met VDU is zij overeengekomen dat zij vanaf 16 augustus 2019 is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. VDU heeft echter nagelaten het salaris over die periode te voldoen. Bovendien heeft VDU ten onrechte een bedrag van € 2.300,50 netto op het salaris van werkneemster ingehouden, aldus werkneemster. VDU heeft een en ander gemotiveerd betwist en onder meer aangevoerd dat werkneemster haar arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2019 met onmiddellijke ingang heeft opgezegd.

Oordeel

Gelet op de gemotiveerde betwisting door VDU is het aan werkneemster om haar stellingen nader te onderbouwen en te bewijzen. De enkele verwijzing naar een e-mail van 16 augustus 2019 is onvoldoende. Uit deze e-mail kan alleen worden afgeleid dat werkneemster haar laatste werkdag op die datum zou hebben gehad. Bovendien heeft werkneemster niet inzichtelijk gemaakt tot welke datum zij wel loon heeft ontvangen van VDU. VDU heeft voorts betwist dat zij bedragen van € 500, € 670 en € 1.130,50 op het loon van werkneemster heeft ingehouden. Werkneemster dient haar stellingen ook op dit onderdeel nader te onderbouwen. Zo heeft werkneemster geen specificaties in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij niet haar volledige loon uitbetaald heeft gekregen. De enkele verwijzing naar een e-mail van VDU, waarin VDU een vordering op werkneemster claimt te hebben, is onvoldoende. Daarbij is van belang dat VDU ook betwist dat werkneemster op grond van haar arbeidsovereenkomst aanspraak maakte op een reiskostenvergoeding. Werkneemster heeft verder gesteld dat zij geen overeenkomst van geldlening heeft gesloten met VDU. VDU heeft daartegen aangevoerd dat dat op zichzelf juist is, maar dat werkneemster een overeenkomst heeft gesloten met een collega, hetgeen los staat van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Uit een door VDU overgelegde e-mail, die is gericht aan een collega met een e-mailadres van VDU, kan echter worden afgeleid dat werkneemster een bedrag van € 500 gaat afbetalen op een openstaande vordering. In de huidige stand van het geding is onvoldoende duidelijk hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt en of een eventuele overeenkomst tussen werkneemster en haar collega van invloed is op de vordering die werkneemster op VDU stelt te hebben. Beide partijen dienen zich hierover nader uit te laten. De kantonrechter stelt partijen hiertoe in de gelegenheid. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.