Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 augustus 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:2187
Feiten
Werkneemster is op 26 september 2016 bij Aydemir Gebaudereinigung GBMH (hierna: Aydemir) in dienst getreden als werknemer algemeen schoonmaakonderhoud. Tegelijkertijd met werkneemster is X bij Aydemir in dienst getreden, eveneens als werknemer algemeen schoonmaakonderhoud. Werkneemster verrichtte (schoonmaak)werkzaamheden in het A&O Hotel en Hostel (hierna: A&O) in Amsterdam. A&O houdt periodiek steekproeven waarbij voorwerpen in een schoon te maken hotelkamer worden achtergelaten. Deze voorwerpen dienen na de schoonmaak door de schoonmaakmedewerkers ingeleverd te worden bij de supervisor. In het kader van een dergelijke steekproef op 15 mei 2018 zijn werkneemster en X erop aangesproken door A&O en Aydemir dat een in een hotelkamer achtergelaten powerbank niet was geretourneerd. Die powerbank is vervolgens alsnog afgegeven. Ook op 24 maart 2019 hebben A&O en Aydemir een steekproef gehouden. Werkneemster en X hebben die dag drie voorwerpen ingeleverd die zij in een kamer gevonden hadden. Na het einde van de werkdag heeft Aydemir contact opgenomen met werkneemster en X vanwege het ontbreken van een vierde voorwerp, een zwart herenhorloge. Hun is voorgehouden dat het zwarte herenhorloge was ontvreemd. Werkneemster en X hebben ontkend dat te hebben gedaan. Aydemir heeft werkneemster en X diezelfde dag op staande voet ontslagen wegens diefstal. Werkneemster en X hebben in eerste aanleg verzocht Aydemir te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter heeft de verzoeken van werkneemster en X toegewezen.
Oordeel
Bevoegdheid Nederlandse rechter
Aydemir was ten tijde van de inleidende dagvaarding gevestigd in Duitsland. Werkneemsters hebben de Griekse nationaliteit. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Op grond van artikel 21 lid 1 aanhef en sub b (i) Brussel I-bis Verordening kan een werknemer zijn werkgever, die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, dagvaarden voor de rechter in de lidstaat van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt. Werkneemsters werkten gewoonlijk in Amsterdam, waarmee de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, thans dit hof, is gegeven. Met betrekking tot het toepasselijke recht heeft te gelden dat partijen in de arbeidsovereenkomst hebben gekozen voor Nederlands recht in de zin van artikel 8 lid 1 jo. artikel 3 Verordening Rome I. Daarom zal ook het hof in deze zaak uitgaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
Ontslag op staande voet
Ook in hoger beroep is niet komen vast te staan dat werkneemster en X zich op 24 maart 2019 schuldig hebben gemaakt aan diefstal van het door Aydemir bedoelde zwarte herenhorloge. Fysiek bewijs ontbreekt, omdat het horloge niet bij werkneemster en X is aangetroffen toen zij op 24 maart 2019 in het bijzijn van Aydemir hun zakken en tassen leeghaalde. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat derden op 24 maart 2019 in de desbetreffende hotelkamer zijn geweest. In haar verweerschrift in eerste aanleg schrijft Aydemir zelf dat werkneemster en X op 24 maart 2019 hebben verklaard dat zij misschien de deur van de hotelkamer hebben opengelaten, waardoor een ander de hotelkamer in kon gaan om het horloge mee te nemen. Uit e-mails van 28 maart 2019 en 22 oktober 2019 blijkt dat A&O niet uitsluit dat derden tijdens de schoonmaak hotelkamers kunnen betreden. Gesteld noch gebleken is dat de door A&O gehouden steekproef in een (voor de werknemers kenbaar) protocol is vastgelegd. Hieruit blijkt niet van een met afdoende waarborgen omklede procedure. Ook is onduidelijk of er controle op de uitvoering van de steekproef plaatsvindt, en zo ja, hoe die controle wordt uitgevoerd. Dat is een essentiële voorwaarde als Aydemir aan de door haar gestelde resultaten van een dergelijke steekproef verregaande arbeidsrechtelijke gevolgen wenst te verbinden. Verder kan uit de door Aydemir bij verweerschrift in eerste aanleg overgelegde foto’s niet de conclusie worden getrokken dat al de gefotografeerde voorwerpen, in het bijzonder het door Aydemir bedoelde zwarte herenhorloge, zich op 24 maart 2019 in een van de door werkneemster en X schoon te maken kamers bevonden, alleen al omdat deze foto’s niet zijn voorzien van een datum. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de dringende reden die Aydemir aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd niet is komen vast te staan en dat het ontslag op staande voet dus niet rechtsgeldig is geweest. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.