Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Meijndert Trucking B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 8 september 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:7032
Schorsing concurrentiebeding chauffeur. Werknemer wordt door het beding onbillijk benadeeld. Werknemer vervult geen commerciƫle functie waarbij hij op de hoogte is van essentiƫle relevante informatie of van unieke werkprocessen om te concurreren met ex-werkgever.

Feiten

Werknemer is van 1 april 2012 tot 29 februari 2020 als internationaal chauffeur in dienst geweest bij Meijndert Trucking. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bevat een non-concurrentiebeding dat de werknemer verbiedt om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming gedurende één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst al dan niet in dienstbetrekking werkzaam te zijn bij een onderneming die haar activiteiten ontplooit ‘op het terrein van het transporteren en behandelen van bulkladingen en tankcontainers met betrekking tot gassen en tankvloeistoffen’. Aan overtreding van dit non-concurrentiebeding is een boete van € 500 per dag gekoppeld. Eind 2018-begin 2019 zijn door Meijndert Holding B.V. (met als directeur B ) de aandelen van Meijndert Trucking verkocht en geleverd aan Kees in ’t Veen Moerdijk B.V. Op 1 maart 2020 is werknemer als chauffeur in dienst getreden bij Anne Transport. B werkt inmiddels bij Anne Transport en niet meer bij Meijndert Trucking. De kantonrechter heeft werknemer onder meer veroordeeld tot nakoming van het non-concurrentiebeding. Werknemer is hiervan in hoger beroep gekomen.

Oordeel

Tussen partijen is niet in geschil dat Anne Transport een concurrerende onderneming is omdat zij zich met dezelfde activiteiten bezighoudt als Meijndert Trucking en dat werknemer met zijn indiensttreding bij Anne Transport op zichzelf in strijd met het non-concurrentiebeding heeft gehandeld.

Aanmerkelijk zwaarder drukken non-concurrentiebeding?

Na de overname van Meijndert Trucking door Kees in ’t Veen Moerdijk B.V. zijn de activiteiten dezelfde gebleven. Het enkele feit dat de onderneming onderdeel is gaan uitmaken van een groter concern, is bij gebreke van bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld, onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard.

Onbillijke benadeling?

Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Tegen deze achtergrond oordeelt het hof dat het enkele feit dat werknemer bij een concurrerende onderneming in dienst treedt, hoe vervelend ook voor Meijndert Trucking, geen door het concurrentiebeding beschermd belang van Meijndert Trucking oplevert. Meijndert Trucking heeft in dit verband aangevoerd dat Anne Transport ‘niet zomaar een concurrerende vennootschap’ is, omdat B algemeen directeur is van Anne’s Holding BV, welke vennootschap alle aandelen houdt van Anne Transport. Het hof heeft deze voorgeschiedenis en de rol van B in ogenschouw genomen, maar (zoals hierna volgt) niettemin het belang van werknemer zwaarder laten wegen, mede gezien het feit dat door Meijndert Trucking niet is gesteld dat concrete schade is geleden. Meijndert Trucking heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het overstappen van werknemer naar Anne Transport in haar bedrijfsdebiet is geschaad. Tegenover de stelling van werknemer dat die specifieke kennis en werkwijze voor de klanten van Meijndert Trucking er hooguit uit bestaat dat hij weet hoe hij het terrein van de klant/leverancier moet betreden en hoe daarop gemanoeuvreerd moet worden, heeft Meijndert Trucking onvoldoende uitgewerkt dat die specifieke kennis en werkwijze méér inhouden dan dat, behalve door aan te voeren dat die bestaan uit hoe omgegaan moet worden met de installaties die voor het laden en lossen bij die specifieke klanten zijn aangebracht en dat werknemer als vrachtwagenchauffeur het ‘gezicht is van de desbetreffende werkgever’. Dat is volgens het hof onvoldoende voor het aannemen van een gerechtvaardigd belang bij bescherming van het bedrijfsdebiet van Meijndert Trucking. Dat de bedrijfsvoering van Meijndert Trucking mogelijk in gevaar komt door het overstappen van haar chauffeurs, althans dat zij hierdoor mogelijk schade lijdt, zoals zij heeft aangevoerd, wordt in die zin gerelativeerd dat ‘slechts’ zes van de 250 FTE naar Anne Transport zijn overgestapt. Het hof acht verder van belang dat werknemer geen commerciële functie vervult waarbij hij op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen die Anne Transport kan aanwenden om te concurreren met Meijndert Trucking. Het is evident dat werknemer, zoals elke werknemer, belang heeft om vrij te zijn in de keuze van een opvolgend dienstverband. Werknemer heeft onweersproken aangevoerd dat hij al 25 jaar als internationaal chauffeur in het tanktransport werkzaam is en dat een baan als vrachtwagenchauffeur (waartoe hij bij handhaving van het non-concurrentiebeding veroordeeld zou zijn) een achteruitgang in salaris van € 400 per maand betekent, wat het hof een aanzienlijke positievermindering acht. De belangen tegen elkaar afwegend oordeelt het hof voorshands dat het belang van werknemer om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden groter is dan het belang van Meijndert Trucking bij handhaving daarvan. Dit betekent dat het hof, anders dan de kantonrechter, oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen. Het hof schorst het concurrentiebeding.