Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 10 september 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:2812
Feiten
Middellijk aandeelhouder en bestuurder van Tankstation Esso is de vader van werknemer. Werknemer is met ingang van 1 september 2007 in dienst getreden van deze rechtspersoon. NRGValue Tankstations B.V. (hierna: NRGValue) heeft met ingang van 1 februari 2017 de exploitatie van het tankstation in Nuth overgenomen. Op dezelfde datum is werknemer voor onbepaalde tijd in dienst getreden van NRGValue. Vanaf eind maart 2018 heeft werknemer zijn werkzaamheden verricht bij het Esso servicestation te Born, waar hij leidinggevende taken heeft verricht. Met ingang van 11 juni 2019 heeft EG de exploitatie van het tankstation te Born overgenomen van NRGValue en vanaf die datum is EG de werkgever van werknemer. Op 9 juli 2019 heeft werknemer gewerkt op het tankstation te Born. De station manager heeft een dag later een routinecontrole verricht naar (onder meer) correcties van transacties/het gebruik van de zogenoemde VOID-toets. EG heeft daar vervolgens aanleiding in gezien nader onderzoek te doen, waarvoor de camerabeelden van de volledige diensten van werknemer van 3, 6, 9 en 10 juli 2019 zijn ‘veiliggesteld’. Werknemer is op 16 juli 2019 geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek en werknemer is geschorst. Op 18 juli 2019 heeft de area salesmanager aan werknemer medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen, omdat hij producten uit de shop heeft genuttigd zonder daarvoor betaald te hebben. Werknemer heeft zich neergelegd bij het einde van de arbeidsovereenkomst. De verzoeken van partijen zien op de financiële afwikkeling van de overeenkomst. In eerste aanleg heeft werknemer een verklaring voor recht verzocht dat het ontslag op staande voet niet terecht is en van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. EG heeft een verklaring voor recht verzocht dat werknemer terecht op staande voet is ontslagen en verzoekt betaling van de gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter heeft de verzoeken van EG toegewezen. Werknemer komt tegen de beschikking in hoger beroep.
Oordeel
Dringende reden
Volgens werknemer is als dringende reden opgegeven dat hij producten uit de shop zou hebben geconsumeerd zonder deze direct af te rekenen, hetgeen in strijd zou zijn met het bedrijfsreglement. Het hof volgt werknemer daarin niet. De reden voor het ontslag is niet dat werknemer niet direct heeft afgerekend, maar dat hij niet heeft afgerekend. Het draagt EG ten bewijs van haar standpunt op om al haar onderzoeksgegevens in het geding te brengen en werknemer zal in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
Onverwijld
Dat de reden voor ontslag pas in de ontslagbrief van 19 juli 2019 is geconcretiseerd, doet er niet aan af dat de ontslagreden op 18 juli 2019 aan werknemer is medegedeeld en toen voor werknemer duidelijk is geweest. Ook het feit dat werknemer de ontslagbrief pas op 30 juli 2019 heeft ontvangen, staat er niet aan in de weg dat het ontslag onverwijld is gegeven. De brief betreft slechts een bevestiging van het ontslag. Het standpunt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, omdat EG werknemer op 16 juli 2019 heeft geconfronteerd en pas op 18 juli 2020 heeft ontslagen, verwerpt het hof. Het is een correcte gang van zaken dat EG hetgeen werknemer op 16 juli 2020 heeft gesteld nog heeft gecontroleerd.