Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2016 als Supervisor in dienst getreden bij Panda Recycling B.V. (hierna: Panda). Op 6 mei 2020 is werknemer door Panda op staande voet ontslagen. Werknemer betwist de rechtsgeldigheid van het hem gegeven ontslag. In de ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 is vermeld dat werknemer het vertrouwen van Panda onwaardig was geworden. Panda heeft op 27 maart 2020, na een woordenwisseling met werknemer, zijn laptop in beslag genomen en verwijt werknemer dat hij daarvoor al zijn gegevens heeft verwijderd. Uit het vervolg van de ontslagbrief blijkt dat Panda werknemer verwijt dat hij e-mailcontact heeft gehad met concurrenten en dat hij vertrouwelijke informatie heeft gelekt. Panda verwijt werknemer in de ontslagbrief verder dat hij op ongunstige voorwaarden een overeenkomst heeft gesloten met een opslagbedrijf. Panda verzoekt de kantonrechter werknemer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ad € 7.093,26 en tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 729,66.
Oordeel
Panda legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij werknemer op staande voet heeft ontslagen, omdat hij haar vertrouwen onwaardig is geworden. Aldus meent zij op grond van artikel 7:677 lid 2 onder 3a BW jegens werknemer aanspraak te kunnen maken op een gefixeerde schadevergoeding en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter volgt Panda hierin niet, omdat in een andere procedure een beschikking is gegeven waaruit volgt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Zie hiervoor: AR 2020-1167.