Naar boven ↑

Rechtspraak

Verkeersschool Osseforth B.V./werknemer
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 29 september 2020
ECLI:NL:RBLIM:2020:7304
Geen sprake van overtreding van het concurrentiebeding door werknemer. De plaats waar de werkzaamheden feitelijk worden verricht is doorslaggevend en niet de plaats van vestiging van de nieuwe werkgever.

Feiten

Op 8 juli 2019 is werknemer voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Osseforth in de functie van rijinstructeur voor de regio Sittard-Geleen. In het arbeidscontract tussen Osseforth en werknemer is een non-concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Werknemer heeft op 30 december 2019 zijn ontslag ingediend per 1 februari 2020 en is per 3 februari 2020 in dienst getreden bij Keijbeck Opleidingen, gevestigd te Susteren. In deze procedure vordert Osseforth nakoming van het non-concurrentiebeding, alsmede veroordeling van werknemer tot het staken van zijn werkzaamheden bij Keijbeck Opleidingen B.V. en tot betaling aan Osseforth van de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding tot een bedrag van € 25.150.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig zou zijn aangegaan. Gebleken is immers dat het concurrentiebeding deugdelijk op schrift is gesteld en is aangegaan met een meerderjarige werknemer. Omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het concurrentiebeding gaandeweg zijn werking heeft verloren zijn niet gesteld en overigens ook niet gebleken. De vraag is vervolgens of werknemer het voornoemde concurrentiebeding heeft overtreden door in dienst te treden van Keijbeck Opleidingen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat Osseforth gevestigd is in Elsloo en dat de hoofdvestiging van Keijbeck is gelegen in Susteren. Deze plaatsen liggen binnen een afstand van 30 kilometer van elkaar. Werknemer heeft echter betoogd dat hij zijn werkzaamheden feitelijk verricht in de regio Venlo, Venray en Horst. Het begrip “standplaats” in het concurrentiebeding is niet gedefinieerd maar een logische interpretatie van het concurrentiebeding brengt met zich dat hiermee of de verblijfplaats van werknemer wordt bedoeld (de woonplaats van werknemer) of de vestiging van Osseforth. De vraag naar de precieze betekenis van dit begrip kan verder buiten beschouwing blijven nu beide plaatsen verder dan 30 km gelegen zijn van het gebied waarin werknemer stelt werkzaam te zijn. Osseforth heeft wel twijfels uitgesproken met betrekking tot de stelling van werknemer dat hij werkzaam zou zijn in de regio Venlo/Venray/Horst maar enig bewijs van het tegendeel heeft zij niet aangedragen. De kantonrechter zal er dan ook van uitgaan dat werknemer feitelijk werkzaam is in de regio Venlo/Venray/Horst. De kantonrechter overweegt dat in het kader van een eventuele overtreding van het concurrentiebeding, de plaats waar de werkzaamheden feitelijk worden verricht doorslaggevend is en niet de plaats van vestiging van de nieuwe werkgever. De strekking van het onderhavige concurrentiebeding is immers niet dat het werknemer verboden is werkzaam te zijn voor Keijbeck maar dat hij geen werkzaamheden mag verrichten voor Keijbeck binnen een straal van 30 kilometer van zijn standplaats. Zolang dat niet het geval is, overtreedt werknemer naar het oordeel van de kantonrechter niet het met hem overeengekomen non-concurrentiebeding. De vorderingen van Osseforth worden daarom alle afgewezen. Daarmee is echter niet geoordeeld dat werknemer generiek niet aan het concurrentiebeding gebonden zou zijn. Daarvan kan bijvoorbeeld wel sprake zijn als hij feitelijk werkzaam zou worden binnen 30 kilometer van zijn standplaats. Voor het geval werknemer beoogd heeft ook voor die situatie het concurrentiebeding buiten werking te stellen zal de kantonrechter die vordering afwijzen.