Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 30 september 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:4897
Feiten
Werknemer is op 13 december 2017 in dienst getreden bij werkgeefster. In 2018 zou werknemer een cursus gaan volgen. Op 26 april 2018 stuurt de HR-manager van werkgeefster een e-mail aan werknemer waarin zij bevestigt dat de opleidingskosten vergoed worden door werkgeefster en dat terugbetaling van toepassing is bij het niet verlengen van het dienstverband en bij vertrek binnen een bepaalde periode tijdens of na de opleiding. Op 6 juli 2018 heeft de HR-manager aan werknemer nogmaals bevestigd dat de kosten voor de opleiding door werkgeefster worden vergoed. Daarbij wordt vermeld dat er conform het huisreglement een terugbetalingsregeling geldt bij uitdiensttreding binnen vier jaar na beëindiging van de opleiding. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2019 opgezegd. Op 15 juli 2019 heeft HR-manager werknemer een brief gestuurd met verwijzing naar de terugbetalingsregeling in verband met de genoten cursus door werknemer en werknemer verzocht voor 31 augustus 2019 het opleidingsbedrag terug te betalen. Op 29 juli 2019 heeft werknemer aan werkgeefster een e-mail gestuurd waarin hij verwijst naar de cao opleidingsfonds Stichting A&C waarin is bepaald dat gesubsidieerde kosten niet alsnog bij de werknemer geclaimd worden. Daarop heeft de HR-advisor van werkgeefster op 5 augustus 2019 gereageerd met de mededeling dat werkgeefster inderdaad de studie van werknemer ter subsidie heeft ingediend, maar dat de aanvraag is afgewezen omdat werknemer al aan zijn studie was begonnen. Werkgeefster vordert dat de kantonrechter werknemer veroordeelt aan haar het bedrag aan studiekosten terug te betalen.
Oordeel
De vraag is volgens de kantonrechter of werkgeefster in het kader van goed werkgeverschap en/of op grond van redelijkheid en billijkheid een beroep kan doen op het studiekostenbeding en 100% van de studiekosten kan vorderen. De kantonrechter overweegt dat nu sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eenmaal is verlengd, het studiekostenbeding zwaarder op de rechtsverhouding drukt dan wanneer werkgeefster een contract voor onbepaalde tijd aan werknemer had aangeboden. Werknemer heeft betoogd dat hij niet rekende op nog een verlenging aangezien hij geen salarisverhoging kreeg en slechts een ‘voldoende’ scoorde bij zijn beoordeling in oktober 2018. Het lag dus voor de hand dat hij gedurende het tweede arbeidsjaar op zoek ging naar een andere baan. Daarnaast heeft werkgeefster werknemer niet meer geïnformeerd over de voortgang van de aanvraag voor de subsidie. Dat werkgeefster de aanvraag niet eens in kon dienen omdat de periode daarvoor al verstreken was, is tevens nooit aan werknemer meegedeeld. Juist omdat het studiekostenbeding financiële gevolgen voor werknemer heeft en werkgeefster bij het verkrijgen van de subsidie de studiekosten niet van werknemer zou terugvragen, mocht het van werkgeefster verwacht worden dat zij werknemer over de mogelijkheden van het krijgen van subsidie verder zou informeren. Nu zij dit heeft nagelaten, had werknemer niet alle relevante informatie om een goed geïnformeerde keuze te maken om zijn arbeidsovereenkomst al dan niet uit te dienen of de studiekosten als onderhandelingspunt voor te leggen aan zijn nieuwe werkgeefster. Het getuigt daarom niet van goed werkgeverschap om 100% van de studiekosten aan werknemer in rekening te brengen. Aan de andere kant geldt dat werknemer zijn studie al begonnen was voordat hij bij werkgeefster in dienst was getreden. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat werkgeefster aanspraak kan maken op terugbetaling van 50% van de door haar betaalde studiekosten.