Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 oktober 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:2755
Feiten
Benu Apotheken B.V. (hierna: Benu) exploiteert een keten van apotheken. Werkneemster, 56 jaar oud, is sinds 1 december 1997 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Benu als gediplomeerd apothekersassistente. Benu hanteert een kwaliteitshandboek om de bedrijfsprocessen in haar apotheken conform de (semi)wettelijke voorschriften te doen verlopen, dat voor iedere medewerker vanaf de werkplek beschikbaar is. Jaarlijks vindt een toetsing van iedere afzonderlijke apotheek plaats, zowel intern als extern en intercollegiaal. Uit dien hoofde is Benu HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) gekwalificeerd. Op 7 januari 2019 heeft werkneemster ten behoeve van patiënte A 360 stuks van het diabetesmedicijn Komboglyze in bestelling genomen. Als ‘voorschrijver’ heeft zij in het bestelsysteem ‘D ’ ingevuld. Op 8 januari 2019 zijn de medicijnen uitgeleverd. Tijdens een gesprek op 10 januari 2019 is werkneemster door Benu op staande voet ontslagen. Bij brief van 11 januari 2019 heeft Benu het ontslag bevestigd. In de kern gaat het erom dat werkneemster een terhandstelling van medicijnen heeft gedaan zonder recept. Nader onderzoek door Benu heeft uitgewezen dat dit niet eenmalig is geweest en werkneemster in de periode van maart 2018 tot en met 7 januari 2019 in totaal zeven terhandstellingen aan dezelfde patiënt op een ontoelaatbare wijze heeft verricht. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en heeft alle verzoeken van werkneemster afgewezen. Tegen deze beslissing alsmede de gronden waarop die beslissing berust, komt werkneemster in hoger beroep met een zestal grieven op.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Vaststaat dat werkneemster op 8 januari 2019 360 stuks van het diabetesmedicijn Komboglyze ter hand heeft gesteld aan B ten behoeve van de in het buitenland verblijvende A. Werkneemster heeft de stelling van Benu, dat zij daarvoor geen recept had, onvoldoende betwist. De enkele opmerking dat het recept in de apotheek zou moeten liggen is daartoe onvoldoende. Uit de functiebeschrijving, wet- en regelgeving en het handboek volgt dat werkneemster op de hoogte had moeten zijn van de elementaire regel dat zij geen medicijnen mag meegeven zonder een op naam van de patiënt gesteld recept, dat is voorgeschreven door een arts. Door deze elementaire regel te schenden heeft werkneemster Benu een dringende reden voor ontslag op staande voet gegeven. De regel is zo elementair dat vermeende andersluidende instructies of een gangbare praktijk, zoals door werkneemster gesteld, haar niet disculperen. Werkneemster wist als zeer ervaren apothekersassistente dat medicijnen niet mogen worden verstrekt zonder recept. Werkneemster heeft nog gesteld dat B een intakegesprek heeft gevoerd met apotheker C, waardoor de (opvolgend) apotheker wist van de verstrekking van medicijnen ten behoeve van A. Benu heeft echter onweersproken gesteld dat apotheker C sinds ultimo december 2016 niet meer bij deze vestiging werkzaam is, zodat het gestelde intakegesprek voor die datum moet hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft Benu een verslag van een werkoverleg van 19 oktober 2016 overgelegd, waarin apotheker C, op de vraag ‘Wat doen we met buitenlandse recepten met grote hoeveelheden?’ heeft geantwoord: ‘Bij buitenlandse recepten altijd eerst naar C komen voor beoordeling.’ Het hof acht het niet aannemelijk dat C in diezelfde periode met B een andersluidende afspraak heeft gemaakt, noch dat deze afspraak alleen ziet op grote hoeveelheden medicijnen. Het hof heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat werkneemster door de terhandstelling van medicijnen zonder een op naam van de patiënte gesteld recept van een arts gezondheidsrisico’s in het leven heeft geroepen. Dat deze gezondheidsrisico’s zich in dit geval niet hebben verwezenlijkt, zoals werkneemster heeft gesteld, doet daaraan niet af. Dat geldt ook voor het feit dat in het handboek niet is opgenomen dat bij overtreding ontslag op staande voet zou volgen. Het hof concludeert dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt
Transitievergoeding
Het eindigen van de arbeidsovereenkomst kan werkneemster (ernstig) worden verweten en er zijn geen redenen waarom het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hiertoe is voor het hof van belang dat de situatie met A niet op zich staat, want de verweten gedragingen hebben meermaals plaatsgevonden gedurende een langere periode. Er is dus geen sprake van een eenmalige grote misstap, zoals door werkneemster gesteld. Dat deze uitleveringen zien op dezelfde patiënte en dat werkneemster hiervan geen (financieel) voordeel heeft gehad, maakt dit niet anders.