Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Van Haren Schoenen B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 2 november 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:9075
Niet is vast komen te staan dat werkneemster fraude heeft gepleegd door een gefingeerde retourbon op te maken en vervolgens zich het daarmee corresponderende bedrag toe te eigenen. Billijke vergoeding vastgesteld op € 7.500.

Feiten

Het hof verwijst naar de tussenbeschikking waarin aan Van Haren bewijs is opgedragen van haar stelling dat werkneemster in de periode januari-juni 2019 frauduleuze handelingen heeft gepleegd met de door haar verrichte ruilingen en de daarmee corresponderende kassaprocedures. Van Haren en werkneemster hebben een akte genomen.

Oordeel

Het hof blijft bij de inhoud van voormelde tussenbeschikking waarin kort gezegd is geoordeeld dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, omdat dat ontslag niet onverwijld is meegedeeld. Verder heeft het hof overwogen dat herstel van de arbeidsovereenkomst niet op zijn plaats is en dat voor de vraag of werkneemster recht heeft op een billijke vergoeding van belang is of de verwijten die Van Haren maakt terecht zijn. Naar het oordeel van het hof is Van Haren niet geslaagd daar bewijs in te leveren. Vaststaat dat werkneemster een retourbon heeft opgemaakt op naam van B voor “Bobbi-shoes maat 21’. Verder staat vast dat werkneemster meteen daarna een retourbon heeft opgemaakt voor twee paar Nikes waarop zij heeft geschreven: ‘zelfde klant’. B heeft op vragen van Van Haren geantwoord dat zij geen Nikes heeft gekocht. De Nikes waren daarnaast niet aanwezig in de voorraad. Van Haren meent dat zij hiermee bewijs heeft geleverd van een fictieve ruiling door werkneemster. Het hof gaat hier niet in mee. Dat de Nikes niet in de voorraad aanwezig waren terwijl voor deze schoenen wel een retourbon was opgemaakt, maakt niet dat daarmee onomstotelijk vaststaat dat werkneemster fraude – hieruit bestaande dat zij een gefingeerde retourbon van de Nikes heeft opgemaakt/aangeslagen en zich vervolgens het daarmee corresponderende bedrag heeft toegeëigend – heeft gepleegd. De verklaring die B heeft overgelegd is daarbij niet sluitend, omdat haar man kennelijk de ruiling heeft gedaan, waardoor B niet uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren en bovendien heeft B haar verklaring ook een keer bijgesteld. In ieder geval is niet uit te sluiten dat de Nikes zijn verkocht en ter ruiling zijn teruggebracht, al dan niet door de echtgenoot van B. Ook de link tussen de opgemaakte retourbon van de Nikes en het ontbreken van deze schoenen in de voorraad is niet onomstotelijk komen vast te staan. Ook ten aanzien van de andere ruilingen is niet onomstotelijk vast komen te staan dat werkneemster fraude heeft gepleegd nu Van Haren ten aanzien daarvan geen (nader) bewijs heeft aangedragen. Werkneemster heeft dan ook recht op de door haar verzochte billijke vergoeding.

Billijke vergoeding

Het hof acht het aannemelijk dat als Van Haren niet over was gegaan tot een ontslag op staande voet, zij een ontbindingsverzoek had gedaan op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en dat dit zou zijn toegewezen. Het hof gaat er dan ook van uit dat de arbeidsovereenkomst in dat geval nog zes maanden zou hebben geduurd. Het hof stelt de billijke vergoeding – alle omstandigheden meegewogen – vast op € 7.500.