Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 12 november 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:5412
Feiten
Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (hierna: SIO) bestuurt het Haga Lyceum in Amsterdam. Werknemer is aangesteld als directeur-bestuurder van de school. Per e-mail van 10 mei 2020 heeft de bestuursvoorzitter aan werknemer een oproep verzonden voor een bestuursvergadering op 25 mei 2020 met op de agenda het voornemen om werknemer te schorsen. Werknemer is niet op deze vergadering verschenen. Op 25 mei 2020 is besloten werknemer per direct te schorsen en om een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht te geven onderzoek te doen naar het functioneren van werknemer. Het betreffende besluit is werknemer medegedeeld bij brief van 25 mei 2020. In de brief is werknemer met klem verzocht om alle bescheiden, sleutels, bankpasjes, gebruikersnamen, wachtwoorden, codes en alles wat nog meer van belang is voor de school en SIO binnen 24 uur in te leveren bij de bestuursvoorzitter. Daaraan heeft werknemer niet voldaan. Bij besluit van 2 juni 2020 heeft het bestuur werknemer ontslagen als bestuurder. Bij brief van 2 juni 2020 heeft het bestuur werknemer op staande voet ontslagen als directeur (schoolleider). In de brief zijn als dringende redenen daarvoor vermeld: (1) het onder verantwoordelijkheid van werknemer doorsluizen van camerabeelden en persoonsgegevens van de bestuursvoorzitter aan anderen; (2) het sterke vermoeden, althans de angst bij meerdere betrokkenen dat ook van hen beelden zijn vastgelegd, waardoor zij zich niet meer veilig voelen op school, hetgeen schadelijk is voor SIO; en (3) het in bezit houden van de eerder genoemde zaken, waardoor de school dicht is en het onderwijs komt vast te zitten, althans niet optimaal verloopt. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 10 juni 2020 is werknemer op vordering van SIO op straffe van een dwangsom veroordeeld tot afgifte van de genoemde zaken, die essentieel zijn om de dagelijkse gang van zaken aangaande de school te kunnen voortzetten. Partijen twisten over de vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat hij slechts bevoegd is om te oordelen over de arbeidsrechtelijke kant van de zaak en niet over de (on)geldigheid van de door werknemer aangevochten bestuursbesluiten. Voor zover de verzoeken van werknemer op dat laatste betrekking hebben, moeten deze daarom worden afgewezen. Vooralsnog gaat de kantonrechter uit van de geldigheid van de door werknemer bestreden bestuursbesluiten. De kern van het arbeidsrechtelijke geschil betreft de vraag of het ontslag op staande voet berust op één of meer dringende redenen. Die vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend waar het gaat om de hiervoor genoemde derde ontslaggrond, de weigering tot afgifte van de zaken. Naar inmiddels is gebleken, heeft met name het niet tijdig afgeven en/of verstrekken van de zaken en gegevens die nodig waren voor toegang tot de bankrekeningen van SIO ernstige problemen voor de school veroorzaakt, in het bijzonder ten aanzien van de betaling van salarissen van de medewerkers van de school voor de maand juni 2020. Daarmee heeft werknemer in strijd gehandeld met de duidelijke instructie van zijn werkgever ter zake in de brief van 25 mei 2020. Dit valt werknemer ernstig aan te rekenen, aangezien hij in zijn positie heeft moeten voorzien dat hij de school in grote moeilijkheden zou brengen door geen gehoor te geven aan deze instructie en daarmee feitelijk de toegang tot de bankrekeningen te blokkeren. Werknemer heeft aldus welbewust het belang van de school geschaad, kennelijk als wapen in het kader van de machtsstrijd die tussen de bestuurders van SIO was ontstaan. Het feit dat werknemer het niet eens was met zijn schorsing gaf hem echter geen recht om deze instructie naast zich neer te leggen. Een andere (aanvaardbare) verklaring voor de weigering tot afgifte heeft werknemer niet naar voren gebracht. Daarmee heeft werknemer SIO naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden gegeven, die zijn ontslag zelfstandig kan dragen. Anders dan werknemer nog betoogt, is het ontslag onder de gegeven omstandigheden ook als onverwijld aan te merken. Dit betekent dat de twee andere gronden die SIO in de ontslagbrief heeft vermeld geen bespreking behoeven en dat het (voorwaardelijk ingestelde) ontbindingsverzoek van SIO niet aan de orde komt.