Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 6 februari 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:703
Feiten
Prodrive Technologies B.V. (hierna: Prodrive) omschrijft zichzelf als een ingenieursbureau, met de focus op de ontwikkeling van de nieuwste hightechtechnologieën en het uitbreiden van de verschillende technologische specialisaties onder haar dak, met als extra service de mogelijkheid tot productie. Bij e-mail van 10 oktober 2014 heeft Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (hierna: ROM) aangekondigd een werkingssfeeronderzoek bij Prodrive te zullen gaan uitvoeren. Prodrive reageert hier schriftelijk op door aan te geven dat de kernactiviteiten op gebied van R&D liggen en zij om die reden niet valt onder de werkingssfeer van Metalektro of Metaal en Techniek. Hierna vindt er nog nadere correspondentie plaats. ROM heeft bij brief van 16 mei 2017 aan Prodrive vastgesteld dat Prodrive haar onvoldoende in de gelegenheid heeft gebracht om in redelijkheid te toetsen of de onderneming voor wat betreft de cao’s en pensioenen tot de Metalektro behoort en op grond van de gegevens waarover zij wel beschikt, zij niet anders kan concluderen dan dat Prodrive zich uitsluitend dan wel in hoofdzaak bezighoudt met de bedrijfsactiviteiten als genoemd in de verplichtstelling van PME en de bepalingen van de algemeen verbindend verklaarde cao’s in de Metalektro. Centraal in deze procedure staat de vraag of Prodrive valt onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen voor de Metalektro en de verplichtstellingsbesluiten tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro. De werkingssfeerbepaling is meerdere malen gewijzigd. Vanaf 30 september 2015 is ‘ontwerpen en ontwikkelen’ ook opgenomen onder de specifiek omschreven activiteiten die behoren tot het be- en/of verwerken van metalen, met de volgende restrictie: ‘Ontwerpen en/of ontwikkelen wordt alleen dan tot de werkingssfeer geacht te behoren indien en voor zover dit plaatsvindt ten dienste van een of meer overige zelf te verrichten activiteiten als onder de leden a tot en met d omschreven.’ Partijen zijn verdeeld over de vraag of de R&D-activiteiten de kern en het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten van Prodrive vormen of dat die activiteiten ondergeschikt/dienstbaar zijn aan de productieactiviteiten, zoals ROM c.s. stelt.
Oordeel
De verplichtstellingsbesluiten kennen een werkingssfeerbepaling die grotendeels overeenkomt met de in de cao’s opgenomen regeling werkingssfeer. Voor wat betreft de situatie tot 30 september 2015 moet, op grond van de door de Hoge Raad in het Vector-arrest en het Adimec-arrest gegeven uitleg van de op dat moment geldende verplichtstellingsbesluiten, eerst worden vastgesteld wat de eigenlijke (‘kern’) bedrijfsactiviteit van de onderneming is, voordat de vraag beantwoord kan worden of de aan R&D bestede arbeidsuren redelijkerwijs mee moeten tellen bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium.
Periode 1 januari 2000 tot 1 januari 2011
Voor de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2011 heeft ROM c.s. onvoldoende feitelijk onderbouwd dat de activiteiten van Prodrive in de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2011 in de kern waren gericht op productie, als bedoeld in Metalektro-bedrijf, zodat haar vorderingen over deze periode moeten worden afgewezen.
Periode 1 januari 2011 – 30 september 2015
De situatie bij Prodrive is wezenlijk anders dan de situatie die in het Adimec-arrest aan de orde was. In het onderhavige geval is sprake van een zelfstandige R&D-activiteit en een productieactiviteit. Tot 30 september 2015 viel R&D niet onder de werkingssfeer van het Metalektro-bedrijf. Het gaat dan niet aan om in de periode van 1 januari 2011 tot 30 september 2015 de aan R&D bestede arbeidsuren, niet vallend onder de Metalektro, grotendeels toe te rekenen aan de wel onder de Metalektro vallende activiteiten, zoals ROM c.s. doet. Juist uit het gegeven dat sprake is van een zelfstandige bedrijfsactiviteit waarmee inkomen wordt gegenereerd volgt al dat R&D in zoverre ook niet dienstbaar is – als bedoeld in het Vector-arrest – aan de onder de Metalektro vallende productieactiviteiten van Prodrive.
Periode na 30 september 2015
Het gewijzigde verplichtstellingsbesluit vanaf 30 september 2015 brengt met zich mee dat vanaf dat moment aanleiding kan bestaan om de aan R&D bestede arbeidsuren mee te tellen bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium. Op grond van de brief van Prodrive aan ROM c.s. op 17 augustus 2018 kan worden vastgesteld dat in ten minste 50% van de gevallen (‘het merendeel’) het R&D-traject wordt gevolgd door het in productie nemen van het ontwikkelde ontwerp. Wanneer dit gegeven wordt toegepast op het door ROM c.s. opgestelde functieoverzicht per 19 april 2016, in die zin dat 50% van de aan R&D bestede arbeidsuren wordt toegerekend aan productie, dan betekent dit dat Prodrive in 2016 onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van de PME valt. Daarmee ligt de gevraagde verklaring voor recht vanaf 1 januari 2016 in beginsel voor toewijzing gereed. Wat betreft 2015 zal eerst nog moeten worden vastgesteld hoe het aantal fte’s van R&D en Metalektro zich tot 30 september 2015 tot elkaar verhielden (en waarbij toerekening niet is toegestaan) en hoe dit vanaf die datum het geval is (waarbij R&D voor 50% meetelt bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium). De kantonrechter ziet aanleiding om Prodrive in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de vraag wat deze overwegingen betekenen voor de feitelijke verdeling (wat betreft arbeidsuren/fte's) tussen Metalektro-activiteiten en R&D-activiteiten vanaf 1 januari 2015 tot en met heden. Overeenkomstig de opvatting van de Hoge Raad in het Vector-arrest, moeten daarbij ook (eventueel naar rato) de arbeidsuren worden betrokken van werknemers die ondersteunende, faciliterende, in- en verkoop- of overheadwerkzaamheden verrichten ten behoeve van Metalektro-activiteiten die onder de werkingssfeerbepaling vallen.