Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Delta Lloyd Services B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 24 november 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:9728
Partijen hebben in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd dat zij zich ten opzichte van derden niet negatief over elkaar zouden uitlaten. Volgens het hof kan niet worden vastgesteld dat ex-werkgever deze afspraak heeft geschonden.

Feiten

Werknemer is in 1998 in dienst getreden bij ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO). Op enig moment zijn Delta Lloyd Services B.V. (hierna: Delta Lloyd) en ABN AMRO een samenwerkingsverband aangegaan. In dat kader is een joint venture opgericht op het gebied van verzekeringen, genaamd ABN AMRO Verzekeringen. De samenwerking heeft ertoe geleid dat werknemer in 2007 in dienst is getreden bij Delta Lloyd. In verband met een verschil in visie tussen werknemer en Delta Lloyd is de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2009 beëindigd. In de beëindigingsovereenkomst stond onder meer opgenomen dat partijen zich ten opzichte van derden niet negatief over elkaar zouden uitlaten. Delta Lloyd heeft ook een positief getuigschrift verstrekt. In 2009 heeft werknemer gesolliciteerd bij het KLPD. Op 20 november 2009 is werknemer door een commissaris van politie medegedeeld dat zijn aanstelling geen doorgang kon vinden. Vervolgens heeft werknemer aan zijn voormalig leidinggevenden bij Delta Lloyd per e-mail de vraag voorgelegd of zij contact hebben gehad met KLPD. Werknemer is toen te kennen gegeven dat er inderdaad contact is geweest en in dat verband naar het positief getuigschrift is verwezen. In 2016 heeft werknemer de beschikking gekregen over een bewaard gebleven ‘procesformulier’ van het KLPD. In dat formulier stond dat uit het antecedentenonderzoek was gebleken dat werknemer bij ABN AMRO en Delta Lloyd afspraken en integriteitsregels zou hebben geschonden. Ook stond in het formulier dat werknemer door zijn ‘voormalig leidinggevenden’ als ‘niet integer’ werd bestempeld. In eerste aanleg vorderde werknemer een verklaring voor recht dat ABN AMRO dan wel Delta Lloyd in strijd had gehandeld met de beëindigingsovereenkomst. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. Tegen dit oordeel heeft werknemer hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Voorop wordt gesteld dat in het formulier geen namen of functies van referenten zijn genoemd. Volgens werknemer kunnen de referenten (‘voormalig leidinggevenden’) echter geen anderen zijn dan werknemers van Delta Lloyd. Zo had werknemer toen hij voor Delta Lloyd werkzaam was vijf leidinggevenden, die allen ten tijde van het antecedentenonderzoek in dienst van Delta Lloyd waren. Dat een van deze leidinggevenden zich negatief over werknemer heeft uitgelaten, kan het hof echter niet vaststellen. Daarbij komt dat werknemer ten onrechte ervan uitgaat dat het procesformulier een onder ambtseed opgemaakt document is, waarin voor de kwestie van belang zijnde feiten in niet voor tweeërlei uitleg vatbare bewoordingen worden weergegeven. Het procesformulier is echter (niet meer dan) een beperkte samenvatting waarin op hoofdlijnen en in summiere bewoordingen het antecedentenonderzoek voor interne doeleinden wordt beschreven. Het formulier diende niet ter vastlegging van wat precies met wie is besproken, laat staan dat het gericht was op een vermeende overtreding van de vaststellingsovereenkomst. Dit betekent dat de ‘voormalig leidinggevenden’ niet dezelfde personen hoeven te zijn als die werknemer bedoelt. Het kunnen evengoed personen zijn geweest die zich jegens KLPD als leidinggevenden hebben gepresenteerd of die zij als zodanig heeft beschouwd, terwijl zij dat in de ogen van werknemer niet waren. Ook blijkt uit de verklaringen dat het KLPD niet alleen heeft gesproken met mensen van Delta Lloyd, maar ook met mensen die ten tijde van het onderzoek niet (meer) bij Delta Lloyd in dienst waren. Daarom kan volgens het hof niet worden vastgesteld dat het de medewerkers van Delta Lloyd zijn geweest die zich negatief over werknemer hebben uitgelaten.