Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 23 november 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:6343
Feiten
Werknemer is in dienst getreden bij Pijtra B.V. in de functie van internationaal chauffeur. Op 13 juni 2020 heeft in een zalencentrum een bijeenkomst plaatsgevonden over de voorgenomen fusie van Pijtra dan wel Pijtra Logistics B.V. en FST Logistics B.V. Werknemer heeft op 23 juni 2020 zijn arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd en dit vervolgens per e-mail bevestigd aan Pijtra. Na 26 juni 2020 is werknemer niet meer op het werk verschenen. Hij heeft op die dag zijn vrachtwagen leeggehaald en achtergelaten bij Pijtra. Pijtra heeft op 24 juni 2020 aangegeven dat werknemer bij zijn opzegging geen rekening heeft gehouden met de wettelijke opzegtermijn. Ook geeft Pijtra aan dat in het verleden onjuiste registraties in het personeelsdossier hebben plaatsgevonden, waardoor zij heeft besloten om de komende maand de administratie opnieuw op te bouwen zodat zij tot een juiste afronding van het dienstverband kan komen. Werknemer heeft hierop op 1 juli 2020 gereageerd en aangegeven dat hij van de opzegtermijn van zijn vorige werkgever gebruik heeft gemaakt. Bij brief van 22 juli 2020 heeft Pijtra de eindafrekening aan werknemer gestuurd uitgaande van een beëindiging van het dienstverband op 26 juni 2020 en een opzegging per 23 juni 2020. Pijtra verzoekt de kantonrechter werknemer te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 1.469,78 als gefixeerde schadevergoeding. De gefixeerde schadevergoeding wordt berekend op € 4.158,63, maar verrekend met het restant van het aan werknemer toekomende loon en een verlaging. Werknemer verzoekt Pijtra te veroordelen tot betaling van het resterende vakantiedagensaldo en de vakantietoeslag, terugbetaling van de onterechte verrekening ter hoogte van € 8.365,97.
Oordeel
Uit de stellingen van werknemer en de verklaringen van vier collega’s blijkt dat door Pijtra tijdens de bijeenkomst van 13 juni 2020 voor werknemers die zich in de overname en/of de nieuwe werkwijze niet konden vinden meermaals met een handgebaar is verwezen naar ‘het gat van de deur’. Dat is door Pijtra ook niet betwist. De kantonrechter overweegt dat, gelet op de herhaaldelijk gedane uitlatingen en de grimmige sfeer zoals uit de stellingen van werknemer en de verklaringen van zijn collega’s blijkt, werknemer de verwijzing naar het gat van de deur in redelijkheid heeft mogen begrijpen als een aanbod om met onmiddellijke ingang te vertrekken, van welk aanbod werknemer gebruik heeft gemaakt. Dat aanbod om direct te mogen vertrekken heeft Pijtra feitelijk ook bevestigd op het moment van opzegging door deze opzegging direct en onvoorwaardelijk te accepteren en werknemer opdracht te geven zijn vrachtwagen leeg te halen. Onder die omstandigheden heeft werknemer mogen begrijpen dat sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden. In de specifieke omstandigheden van deze casus had, als Pijtra met een onmiddellijke beëindiging niet instemde, verwacht mogen worden dat zij werknemer op de opzegtermijn en de gevolgen van het niet in acht nemen daarvan had gewezen. De vordering tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen. De kantonrechter overweegt omtrent het tegenverzoek dat de uitbetaling van een saldo aan vakantiedagen en toeslag wordt afgewezen. Pijtra heeft namelijk ter zitting gesteld dat het saldo waarop werknemer zich beroept het saldo is waar werknemer recht op zou hebben gehad als hij het hele jaar 2020 zou hebben gewerkt. Nu hij echter niet het hele jaar heeft gewerkt, moeten de vakantiedagen evenredig worden verminderd. De vordering tot uitbetaling van het volledige loon over juni 2020 zonder verrekening heeft Pijtra betwist omdat zij op juiste gronden tot verrekening is overgegaan. De kantonrechter overweegt dat, nu werknemer op juiste wijze zijn uren heeft geregistreerd en de voormalig directeur van Pijtra de urenstaten ook zo heeft geaccordeerd, van de juistheid van de urenstaten en het op grond daarvan uitbetaalde loon wordt uitgegaan. Als de urenstaten onjuist zouden zijn of in strijd met cao/wetgeving, komt dat bovendien voor rekening van Pijtra. Het beroep van Pijtra op verrekening wordt dus verworpen. Dat betekent dat het bedrag van € 8.365,97 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50% zal worden toegewezen.