Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 23 november 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:5162
Feiten
In de zomer van 2018 is een zomerregeling toegepast door Witte Kruis Holding B.V. (hierna: Witte Kruis) zonder instemming van de ondernemingsraad. In 2019 heeft Witte Kruis met instemming van zowel de vakbonden als de ondernemingsraad een zomerregeling toegepast. Die regeling was erop gericht in de zomerperiode, waarin veel werknemers met vakantie zijn, toch de bezetting rond te krijgen. De wijze van uitvoering van de zomerregeling heeft tot onrust en verdeeldheid onder het personeel geleid. Na diverse overleggen tussen Witte Kruis en de ondernemingsraad over de zomerregeling is besloten een ‘Werkgroep Krapteregeling’ op te richten, die per 1 januari 2020 van start is gegaan. Op 18 mei 2020 heeft deze werkgroep een Krapteregeling tot stand gebracht die Witte Kruis wil toepassen. Deze regeling is op 22 mei 2020 ter instemming voorgelegd aan de ondernemingsraad. De Krapteregeling kan worden toegepast in situaties van krapte met als doel dat Witte Kruis goede patiëntenzorg kan blijven leveren doordat voldoende ambulances beschikbaar zijn. De Krapteregeling beloont de inzet van medewerkers voor een extra dienst. Per brief van 29 juli 2020 heeft de ondernemingsraad Witte Kruis bericht dat hij niet instemt met de voorgenomen invoering van de Krapteregeling. Nader overleg tussen Witte Kruis en de ondernemingsraad heeft niet tot overeenstemming geleid. Witte Kruis verzoekt de kantonrechter vervangende toestemming te verlenen voor de invoering van de Krapteregeling.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat het belangrijkste motief van Witte Kruis voor de invoering van de Krapteregeling is het kunnen voldoen aan de paraatheidseisen die aan haar worden gesteld met betrekking tot de ambulancezorg. Witte Kruis heeft niet onderbouwd dat zij zonder Krapteregeling niet aan de paraatheidseisen kan voldoen en dat dit eerder al voor onoverkomelijke problemen heeft gezorgd. De te realiseren kostenbesparing door het stimuleren van vergrote inzet van eigen personeel in plaats van inhuur van externe krachten is uiteindelijk geen (op zichzelf staand) belang bij invoering van de Krapteregeling voor Witte Kruis. Wel heeft Witte Kruis er belang bij personeel in algemene zin aan haar te binden, maar of de krapteregeling daaraan gaat bijdragen is volgens de kantonrechter nog de vraag. Daarnaast heeft de ondernemingsraad op meerdere punten – waaronder de restrictieve kraptedefinitie en de onbegrensde periode waarbinnen de regeling kan worden toegepast – evidente belangen naar voren gebracht, die onder de vorige overwegingen zijn afgewogen tegen de belangen van het Witte Kruis. Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat de belangen van de ondernemingsraad – hoewel partijen het erover eens zijn dat in de ambulancezorg door het jaar heen er in alle regio’s, in verschillende mate, periodes voorkomen waarin de bezetting van ambulancediensten (te) krap is – zwaarder wegen dan de belangen van Witte Kruis bij invoering van de Krapteregeling. De slotsom is daarmee dat de beslissing van de ondernemingsraad om niet in te stemmen met de Krapteregeling van Witte Kruis niet onredelijk is. Het verzoek van Witte Kruis zal daarom worden afgewezen.