Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 november 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:11169
Feiten
Werkneemster is sinds 8 december 2008 bij Thuiszorg Inis B.V. (hierna: Inis) in dienst. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (hierna: cao VVT) van toepassing. Werkneemster is werkzaam in de functie van medewerker huishoudelijke hulp. In een zaak tussen partijen bij deze rechtbank is op 25 februari 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin partijen elkaar finale kwijting verlenen ter zake van het geschil over achterstallig loon tot en met 2017. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat zij recht heeft op betaling van salaris over de reistijd tussen cliënten en Inis te veroordelen tot betaling aan werkneemster van het te weinig betaalde salaris over de reistijd tussen cliënten over de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 ten bedrage van € 2.958,94 bruto. Aan haar vordering legt werkneemster ten grondslag dat zij op grond van artikel 1.1.4 van de cao VVT recht heeft op betaling van salaris over de reistijd tussen cliënten. Inis stelt ten aanzien van de periode tot en met 2017 primair dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend in een vaststellingsovereenkomst. Voor alle jaren geldt dat de arbeidstijd begint bij de eerste cliënt en eindigt bij de laatste cliënt. Al die uren heeft werkneemster uitbetaald gekregen. Dus ook de reistijd van de ene naar de andere cliënt, aldus Inis.
Oordeel
2014 tot en met 2017
Volgens werkneemster had de finale kwijting enkel betrekking op achterstallig loon over de overeengekomen uren, terwijl het in deze procedure gaat over reistijd tussen cliënten die ten onrechte niet als werktijd is aangemerkt. Uit de dagvaarding van de eerdere procedure blijkt echter dat werkneemster niet alleen salaris en emolumenten over 753,69 uren vorderde, maar ook salaris over vakantieverlof en twee eenmalige uitkeringen conform artikel 3.9A cao VVT. Die procedure ging dus over meer dan alleen de overeengekomen uren. Gelet op deze omstandigheden kan de zeer beperkte uitleg door werkneemster van de inhoud van de finale kwijting niet worden gevolgd. Dat geldt nog meer omdat het een vaststellingsovereenkomst betreft ter beëindiging van een juridische procedure. Nu partijen elkaar bij die overeenkomst finale kwijting hebben verleend, betekent dat in deze procedure de vordering van werkneemster tot betaling van loon over de periode tot en met 2017 moet worden afgewezen.
2018 en 2019
Partijen zijn het erover eens dat reistijd tussen cliënten arbeidsduur is. Partijen zijn het erover eens dat over arbeidsduur salaris moet worden betaald. Uit de door werkneemster in het geding gebrachte roosters, loonstroken en berekeningen blijkt dat er geen salaris over de reistijd tussen cliënten aan werkneemster is betaald. Daaruit blijkt dat enkel de bij cliënten gewerkte uren zijn betaald. Het verweer van Inis slaagt dus niet en de geldvordering van werkneemster ten aanzien van achterstallig salaris over de jaren 2018 (€ 598,32 bruto) en 2019 (€ 397,43 bruto) wordt daarom toegewezen. De gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen.