Naar boven ↑

Rechtspraak

Pijtra B.V./werknemer
Rechtbank Gelderland, 23 november 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:6349
Verzoek van werkgever om gefixeerde schadevergoeding omdat werknemer zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder inachtneming van de opzegtermijn is in strijd met goed werkgeverschap. Sprake van beƫindiging met wederzijds goedvinden.

Feiten

Werknemer is met ingang van 12 september 2016 in dienst getreden van Pijtra, laatstelijk in de functie van internationaal chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor beroepsgoederenvervoer (hierna: de cao) van toepassing. Op 13 juni 2020 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden over de voorgenomen fusie van Pijtra dan wel Pijtra Logistics B.V. en FST Logistics B.V. Werknemer heeft op 15 juni 2020 met degene bij Pijtra die de operatie rondom de overname leidt (hierna: X) besproken dat hij zijn dienstverband wilde beëindigen. Pijtra heeft dit op 18 juni 2020 via whatsapp-bericht geaccepteerd. Vervolgens heeft Pijtra bij brief van 24 juni 2020 aangegeven dat werknemer de opzegtermijn niet in acht heeft genomen. Begin juli 2020 schrijft werknemer onder meer dat hij besloten heeft om de maand juli (opzegtermijn) zijn snipperdagen op te nemen omdat hij lichamelijk en geestelijk niet in staat is om de maand uit te dienen. Bij brief van 22 juli 2020 heeft Pijtra de eindafrekening aan werknemer gestuurd uitgaande van een beëindiging van het dienstverband op 26 juni 2020 en een opzegging per 23 juni 2020. In deze procedure verzoekt Pijtra betaling van € 1.469,78 aan gefixeerde schadevergoeding. Werknemer heeft bij wijze van tegenverzoek betaling van achterstallig salaris en openstaande maar niet genoten vakantiedagen verzocht.

Oordeel

Gefixeerde schadevergoeding

Werknemer heeft betwist dat van een onregelmatige opzegging sprake is geweest. Feitelijk was er sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Gelet op de herhaaldelijk gedane uitlating van Pijtra en de grimmige sfeer zoals die uit de stellingen van werknemer en de verklaringen van zijn collega’s blijkt, heeft werknemer de verwijzing naar ‘het gat van de deur’ in redelijkheid mogen begrijpen als een aanbod om snel te vertrekken, van welk aanbod werknemer gebruik heeft gemaakt. Dat aanbod om snel, zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn, te mogen vertrekken heeft Pijtra per whatsapp-bericht van 18 juni 2020 onvoorwaardelijk geaccepteerd, althans werknemer heeft dat bericht als zodanig begrepen en in redelijkheid ook mogen begrijpen. Pijtra heeft wel verzocht om een bevestiging per brief, die werknemer vervolgens op 23 juni 2020 heeft gestuurd. Ook daar heeft Pijtra positief op gereageerd, zonder voorwaarden te stellen. Werknemer heeft hiermee voldoende onderbouwd dat van beëindiging met instemming van Pijtra sprake is geweest. In de specifieke omstandigheden van deze casus had, als Pijtra (toch) niet akkoord was geweest met de einddatum van 26 juni 2020, verwacht mogen worden dat zij daarover contact had opgenomen met werknemer en hem gewezen zou hebben op de opzegtermijn en de gevolgen van het niet in acht nemen daarvan. Het verzoek tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt derhalve afgewezen.

Loonvordering

Vaststaat dat werknemer zijn uren conform de wijze voorgeschreven bij cao heeft geregistreerd en dat de directeur van Pijtra de urenstaten vervolgens steeds heeft geaccordeerd en werknemer op grond van die urenstaten heeft uitbetaald. Vooralsnog moet daarom van de juistheid van de urenstaten worden uitgegaan. Als die urenstaten onjuist zouden zijn, komt dat voor rekening van Pijtra en kan dat niet in deze procedure aan werknemer worden tegengeworpen. Als er sprake zou zijn van malversaties aan de zijde van werknemer die tot terugbetaling nopen, dan ligt het op de weg van Pijtra om die stelling te bewijzen. Het beroep van Pijtra op verrekening wordt verworpen. Het voorgaande betekent dat het primair gevorderde bedrag van € 5.031,51 aan achterstallig salaris zal worden toegewezen evenals de verzochte onkostenvergoeding en de openstaande maar niet genoten vakantie- en ATV dagen.