Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Bouter Cheese B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 2 december 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:6531
Werkgever handelt niet in strijd met goed werkgeverschap indien hij weigert mee te werken aan een wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan een beëindiging met wederzijds goedvinden, waardoor werkgever uiteindelijk een hogere transitievergoeding moet betalen.

Feiten

Werknemer is sinds 2003 in dienst bij Bouter Cheese als productiemedewerker. In 2011 is werknemer arbeidsongeschikt geworden en vanaf februari 2013 ontvangt hij een WIA-uitkering. In februari 2020 heeft de gemachtigde van werknemer aan Bouter Cheese verzocht om een voorstel te doen voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werknemer bij Bouter Cheese. Bouter Cheese is daar niet op ingegaan. Werknemer vordert nu Bouter Cheese te bevelen de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen onder toekenning van een transitievergoeding. 

Oordeel

Als is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder b BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer hoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen beëindigen. Naar het oordeel van de kantonrechter valt daaruit niet af te leiden dat een werkgever ook in strijd met goed werkgeverschap handelt indien hij weigert mee te werken aan een wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan een beëindiging met wederzijds goedvinden, die meebrengt dat hij een transitievergoeding moet betalen die hoger is dan het bedrag dat hij aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn geweest bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst direct na ommekomst van twee jaar arbeidsongeschiktheid. Daar is de vordering van werknemer echter wel op gericht. Hij wil immers bewerkstelligen dat Bouter Cheese de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid met toestemming van het UWV opzegt. Uit hoofde van artikel 7:673 BW is Bouter Cheese alsdan gehouden een transitievergoeding aan werknemer te betalen. Dat was nog niet het geval in 2013, toen Bouter Cheese de arbeidsovereenkomst op die grond al had kunnen opzeggen. Daargelaten of Bouter Cheese thans bij opzegging recht zou hebben op enige compensatie uit hoofde van artikel 7:673e BW, waarover partijen twisten, is die compensatie nooit hoger dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn geweest bij een beëindiging in 2013. Om die reden kan niet gezegd worden dat Bouter Cheese op grond van goed werkgeverschap gehouden is tot opzegging van de arbeidsovereenkomst over te gaan. De vordering van werknemer wordt derhalve afgewezen.