Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 16 december 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:10213
Feiten
Werknemer is op 21 juni 1999 in dienst getreden bij Millenaar en Van Schaik (hierna: MVS). De laatste functie die werknemer vervulde, is die van chauffeur wegenbouw. Werknemer is op 7 november 2017 arbeidsongeschikt geraakt. Bij beslissing van 6 november 2019 heeft het UWV geoordeeld dat werknemer 100% arbeidsongeschikt was en aan werknemer een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Op 22 november 2019 heeft MVS aan werknemer een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan. Het voorstel hield onder andere in dat MVS aan werknemer een beëindigingsvergoeding van € 20.000 zou betalen. Bij e-mail van vrijdag 13 december 2019 heeft de gemachtigde van werknemer geschreven dat de transitievergoeding niet correct was berekend. Deze diende berekend te worden op basis van oud recht en komt daarmee uit op een bedrag van € 45.904 bruto. Bij e-mail van maandag 16 december 2019 heeft MVS aangegeven het voorstel van de gemachtigde van werknemer niet te kunnen plaatsen en aangegeven daar niet mee akkoord te gaan. MVS heeft de aangeboden transitievergoeding verhoogd naar € 25.000. Bij e-mail van 19 december 2019 heeft MVS aan werknemer een transitievergoeding van € 44.287 aangeboden. Bij e-mail van 23 december 2019 heeft MVS de gemachtigde van werknemer (en met werknemer zelf in de CC) verzocht om een reactie op de e-mail van 19 december 2019. (De gemachtigde van) werknemer heeft niet op deze e-mails gereageerd. MVS heeft werknemer op 6 januari 2020 gemaild alle eerder gedane voorstellen te herroepen wegens het uitblijven van een tijdige reactie in 2019. MVS heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd per 1 juni 2020, nadat het UWV op 12 februari 2020 toestemming had gegeven voor die opzegging. MVS heeft op 5 juni 2020 een vergoeding van € 27.000, aan werknemer betaald. Werknemer vordert onder meer dat de kantonrechter MVS veroordeelt tot betaling van € 44.287 wegens het handelen in strijd met goedwerkgeverschap door niet in te stemmen met het voorstel van werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Werknemer verwijst daarbij naar de Xella-uitspraak.
Oordeel
Werknemer kan zijn vordering niet gronden op de Xella-uitspraak, omdat naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van een slapend dienstverband. Niet alleen is het dienstverband inmiddels beëindigd als gevolg van opzegging, ook heeft MVS ongeveer twee weken na de datum waarop werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was het initiatief genomen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Op grond van de Xella-uitspraak is de werkgever verplicht in te stemmen met een redelijk voorstel van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband. Zoals hiervoor is overwogen is het initiatief voor de beëindiging van het dienstverband van de zijde van MVS gekomen; de e-mail van 13 december 2019 als reactie op het voorstel van werkgeefster kan daarom niet als een (redelijk) voorstel van de zijde van werknemer worden opgevat. Voor zover dat wel het geval is, heeft MVS (grotendeels) met het voorstel ingestemd met haar voorstel van 19 december 2019, zodat zij voldaan heeft aan haar verplichtingen op grond van goed werkgeverschap. De kantonrechter overweegt tevens dat het voorstel van werknemer van januari 2020, gelet op de voorgeschiedenis en gelet op het gebrek aan een reactie van de zijde van werknemer tussen 19 december 2019 en 1 januari 2020, niet kan worden aangemerkt als redelijk voorstel. De kantonrechter volgt ook de uitleg die werknemer geeft aan de Xella-uitspraak, niet; daaruit volgt niet dat een werkgever de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn op het moment van twee jaar ziekte moet betalen, ongeacht het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de op dat moment geldende wettelijke – en voor compensatie van het UWV in aanmerking komende – transitievergoeding. Dat niet voor 1 januari 2020 overeenstemming is bereikt en dat de wet per 1 januari 2020 is gewijzigd kan MVS niet worden tegengeworpen. Het had in het onderhavige geval op de weg van werknemer gelegen eerder (voor 1 januari 2020) te ‘piepen’ althans in te stemmen met het voorstel van MVS van 19 december 2019. Gelet op het voorgaande kan het MVS ook niet worden tegengeworpen dat zij haar voorstel(len) op 6 januari 2020 heeft ingetrokken met als reden dat de aangeboden transitievergoeding niet meer (volledig) voor compensatie in aanmerking zou komen. Bovendien heeft MVS de arbeidsovereenkomst alsnog – na de daarvoor verleende toestemming – beëindigd onder betaling van een transitievergoeding. De kantonrechter wijst de vorderingen van werknemer af.