Naar boven ↑

Rechtspraak

De Ondernemingsraad van Ardent Maritime Netherlands B.V. /Ardent Maritime Netherlands B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 oktober 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:10667
De e-mail van de CEO over het opnemen van compensatiedagen betreft een besluit voor eenmalige toepassing en geen besluit in de zin van artikel 27 WOR waarvoor voorafgaande instemming van de OR vereist is. Werkgever heeft niet in strijd met de WOR gehandeld ter zake van het door hem gehanteerde beleid.

Feiten

Ardent Maritime Netherlands B.V. (hierna: Ardent) is actief in bergings- en wrakopruimingsoperaties. Bij Ardent zijn 45 werknemers in dienst. Bij Ardent geldt de cao voor Ardent Maritime Netherlands B.V. (hierna de cao). In de cao en het Personeelshandboek zijn bepalingen opgenomen over onder meer compensatieverlof. Op 7 oktober 2019 hebben de voormalig aandeelhouders van Ardent de aandelen in Ardent verkocht en overgedragen aan Aurelius Finance Company (hierna: Aurelius). Bij brief van 24 maart 2020 heeft Ardent de OR advies gevraagd op grond van artikel 25 WOR over het voorgenomen besluit om de werkzaamheden van de onderneming te beëindigen. Op 28 april 2020 hebben Ardent, de OR en de vakbond Nautilus International overeenstemming bereikt over een sociaal plan (hierna: het Sociaal Plan). In het Sociaal Plan is ook een bepaling opgenomen over het opnemen van (compensatie)verlof in geval van vrijstelling van werk. Op dezelfde datum heeft de OR Ardent geïnformeerd dat hij geen positief advies zal uitbrengen over het voorgenomen besluit om de werkzaamheden van Ardent te beëindigen, maar dat hij de wachttermijn van een maand niet zal handhaven en geen beroep zal instellen bij de Ondernemingskamer als Ardent desondanks overgaat tot het uitvoeren van het besluit. Op 29 april 2020 heeft Ardent het definitieve besluit genomen om de onderneming zo spoedig mogelijk te beëindigen. Bij e-mail van 29 mei 2020 heeft de (interim-)CEO van Ardent een e-mail aan het personeel gestuurd met betrekking tot (het opnemen van) compensatiedagen. Bij e-mail van 2 juni 2020 heeft (de gemachtigde van) de OR bezwaar gemaakt tegen de inhoud van voormeld bericht van de interim-CEO en zich op het standpunt gesteld dat de daarin vervatte zienswijze in strijd is met het Personeelshandboek en met het Sociaal Plan. Bij e-mail van 8 juni 2020 heeft (de gemachtigde van) de OR laten weten dat hij de e-mail van de interim-CEO van 29 mei 2020 kwalificeert als een wijziging van het beleid inzake de compensatiedagen (hierna: het Besluit), waarvoor op grond van artikel 27 onder 1 sub b WOR voorafgaande toestemming van de OR vereist is. De OR heeft daarom in voornoemde e-mail op grond van artikel 27 lid 5 WOR de nietigheid van het Besluit ingeroepen. Omdat partijen vervolgens niet tot een minnelijke oplossing van het geschil zijn gekomen, heeft de OR dit verzoekschrift ingediend. De OR heeft tevens in een kort geding gevorderd dat Ardent gevolg dient te geven aan haar verplichtingen op grond van het Sociaal Plan. Bij vonnis van 22 september 2020 is de vordering van de OR toegewezen.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat de e-mail van 29 mei 2020 niet als een besluit in de zin van artikel 27 WOR kan worden aangemerkt. De achtergrond van de e-mail is dat Ardent zich bij de afwikkeling van de onderneming geconfronteerd zag met een stuwmeer aan compensatiedagen (en navenante kosten van afwikkeling). Deze stuwmeren zijn onder meer ontstaan omdat in de praktijk niet werd gehandeld overeenkomstig het Personeelshandboek. De mededeling van Ardent is bedoeld om het personeel hierop aan te spreken en te wijzen op de verplichtingen op grond van het Personeelshandboek. Het bericht heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen structureel karakter, maar betreft een besluit voor eenmalige toepassing, namelijk bij de afrekening van compensatiedagen in het kader van de afwikkeling van de dienstverbanden (als gevolg van de bedrijfsbeëindiging). Het is evenmin een besluit van algemene strekking. Ardent heeft gemotiveerd betwist dat het (algemene) besluit is genomen om compensatiedagen niet uit te betalen. Ook uit de door partijen overgelegde correspondentie aan individuele werknemers blijkt dat met iedere individuele werknemer afstemming plaatsvindt over het alsnog bestempelen van bepaalde dagen als (uit te betalen) compensatiedagen in het kader van de beëindiging van de dienstverbanden. Ter zitting heeft de OR Ardent in dat kader het verwijt gemaakt dat zij bij de uitbetaling van compensatiedagen niet consequent te werk is gegaan, doordat Ardent bij vergelijkbare omstandigheden in het geval van de ene werknemer wel tot uitbetaling is overgegaan en in het geval van de andere niet. Ook daarin ligt besloten dat van een besluit van algemene strekking geen sprake is geweest. Nu geen sprake is van een instemmingsplichtig besluit in de zin van artikel 27 WOR zullen de verzoeken van de OR worden afgewezen.