Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Deen Distributie B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 6 januari 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:146
Werkgeefster heeft verkeerde cao toegepast op werkneemster in centrale slagerij. Kantonrechter gelast mondelinge behandeling met betrekking tot geschil over functie-indeling en contracturen van werkneemster.

Feiten

Werkneemster is per 11 mei 2007 in dienst getreden van Deen Distributie B.V. (hierna: Deen) in de functie van distributiemedewerker (loongroep A). Haar arbeidsomvang bedroeg laatstelijk 16 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het winkelpersoneel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen (hierna: cao VGL) van toepassing. Werkneemster heeft conform de cao recht op 24 vakantiedagen (of 192 uren) en 19,5 ATV dagen (of 156 roostervrije uren) per jaar bij een fulltime dienstverband. De vakantie- en ATV-dagen worden in overleg met werkgever opgenomen. Ook het huishoudelijk reglement maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. Hierin staat onder meer dat pauzes van 15 minuten of langer niet als werktijd gelden en dat het recht op uitbetaling alleen bestaat op de geklokte uren. Deen hanteert een registratiesysteem (‘prikklok’) dat de arbeids- en pauzetijden van haar werknemers registreert. Ook werkneemster maakt hier gebruik van met haar kloksleutel. Vanaf het najaar van 2019 werkt werkneemster in de kantine van de centrale slagerij. Op 13 februari 2020 heeft werkneemster aan Deen bericht dat zij de onjuiste cao hanteert en dat op basis van de juiste cao (de cao voor het slagersbedrijf) de functie van werkneemster productiemedewerker II is. Daarbij is ook aangegeven dat de contracturen van werkneemster structureel niet volledig zijn uitbetaald, vanwege onder andere het voorhanden hebben van te weinig orders. Deen heeft daarom ten onrechte het tekort aan uren aangevuld met onder andere vakantiedagen en de ATV-uren uitbetaald om het tekort aan gewerkte uren aan te vullen. Op 10 april 2020 heeft werkneemster aan Deen bericht dat zij als lijnverantwoordelijke in lijn vijf werkte en daarom vanaf 1 juli 2018 niet alleen de functie van productiemedewerker II, maar tevens de functie van operator productie II uitoefende. Per 1 juli 2018 moet werkneemster dus uitbetaald worden volgens een hogere functiegroep behorend bij de functie van operator productie II. Bij brief van 21 april 2020 heeft Deen aan werkneemster bericht dat ze de cao voor het slagersbedrijf in acht had moeten nemen en door dat (te goeder trouw) niet te doen onzorgvuldig heeft gehandeld. In de brief staat verder dat Deen de werknemers die onder de cao slagersbedrijf zouden moeten vallen, zal compenseren voor geleden financieel nadeel over een periode tot maximaal vijf jaar terug. Op 8 mei 2020 heeft Deen aan werkneemster bericht dat zij meent dat de functie van werkneemster voor 1 juli 2018 Inpakker/Oplegger is en per 1 juli 2018 productiemedewerker II en dat de vordering van werkneemster op basis van zuiver een te laag uurloon daarmee tot en met 2019 kan worden begroot op € 2.126,88 bruto. Dit bedrag is aan werkneemster betaald. Werkneemster vordert dat de kantonrechter Deen veroordeelt tot betaling van € 18.656,83 bruto aan achterstallig loon.

Oordeel

Vast staat dat Deen vanaf de aanvang van het dienstverband van werkneemster de onjuiste cao heeft toegepast, namelijk de cao VGL in plaats van de cao slagersbedrijf. De loonvordering van werkneemster heeft betrekking op de loonperiode van februari 2015 tot en met de loonperiode 4 van 2020. Ten aanzien van deze periode gelden de algemeen verbindend verklaarde cao’s slagersbedrijf van 2014 tot en met 2019. Omdat geen van partijen heeft gesteld dat er na 2019 een andere cao van toepassing is geworden, gaat de kantonrechter er vooralsnog van uit dat de algemeen verbindend verklaarde cao slagersbedrijf 2019 ook geldt voor de periode per 1 januari 2020.

Contracturen

De kantonrechter leidt uit de stellingen van partijen af dat de werkdag van werkneemster bestaat uit 8 uur en dat zij steeds per werkdag volledig ingeroosterd is geweest. Op grond van de arbeidsovereenkomst maakt werkneemster in beginsel aanspraak op het aantal ingeroosterde uren (de arbeidsomvang) vermenigvuldigd met haar uurloon. De grote pauze (van langer dan 15 minuten) geldt niet als werktijd. Deen baseert zich op de uren die in de salarisspecificaties zijn vermeld en die zijn geregistreerd door middel van het kloksysteem. Werkneemster voert weliswaar aan dat het kloksysteem niet betrouwbaar is, maar betwist niet dat zij de door haar gewerkte uren met behulp van de kloksleutel registreerde noch dat de in de salarisspecificaties vermelde uren juist zijn. Integendeel, werkneemster knoopt zelf ook aan bij de in de salarisspecificaties vermelde uren. De kantonrechter neemt die uren derhalve ook tot uitgangspunt. Partijen zijn het erover eens dat uit de salarisspecificaties blijkt dat werkneemster herhaaldelijk minder uren heeft gewerkt dan de overeengekomen arbeidsomvang. Uit de toelichting van Deen en de salarisspecificaties blijkt dat het loon over de contracturen aan werkneemster is betaald en dat de desbetreffende uren aan vakantie en ATV in mindering zijn gebracht op de verlofsaldi. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de niet gewerkte contracturen die Deen als verlofuren heeft aangemerkt, in de vorm van loon zijn uitbetaald (in de zin van art. 7:639 BW). De stelling van werkneemster dat Deen de vakantie-uren heeft afgekocht (in de zin van art. 7:640 BW), gaat in zoverre niet op. Partijen twisten over de vraag of Deen op deze wijze te werk mocht gaan en of zij de minderuren mocht verrekenen met de vakantie-uren en ATV-uren. Volgens werkneemster is dit niet het geval, omdat zij wegens te weinig voorhanden zijnde werk haar contracturen niet volledig heeft kunnen verrichten en de toegepaste verrekening met de verlofuren niet is overeengekomen noch toegestaan. Deen stelt dat werkneemster er zelf voor heeft gekozen om minder uren te werken (het gaat volgens Deen om ‘spontaan opgenomen losse uren’), dat de toegepaste verrekening is overeengekomen en bestendig gebruik is en dat werkneemster daarover nooit heeft geklaagd. Voor de verdere beoordeling van het geschil heeft de kantonrechter behoefte aan nadere inlichtingen van partijen. Daarvoor wordt een mondelinge behandeling bepaald. De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol van 20 januari 2021.