Naar boven ↑

Rechtspraak

de Ondernemingsraad Dienst Geestelijke Verzorging van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid/de Staat der Nederlanden
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 20 november 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:14064
De kantonrechter verklaart het verzoek van de ondernemingsraad niet-ontvankelijk. Het gestelde ‘besluit’ is niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 27 WOR.

Feiten

De Dienst Geestelijke Verzorging (hierna: DGV) is onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. DGV geeft invulling aan het wettelijk recht van gedetineerden om hun godsdienst en levensbeschouwing, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te kunnen belijden en beleven. De geestelijk verzorgers in dienst van DJI van de Protestantse en Rooms-Katholieke denominaties verzorgen op zondagen erediensten in de verschillende penitentiaire inrichtingen van DJI. Artikel 3.2 van de CAO Rijk luidt dat een geestelijk verzorger recht heeft op ten minste dertien vrije zondagen per zes maanden. Het primaire verzoek van de ondernemingsraad (hierna: OR) richt zich op de inhoud van de brief van de Directeur Dienst Geestelijke Verzorging aan de Interkerkelijke Commissie voor het Justitiepastoraat (ICJ) van 23 september 2019. De OR leest in die brief een wijziging van de bij DGV/DJI geldende arbeids- en rusttijdenregeling voor geestelijk verzorgers, voor zover het betreft het werken op zondagen. Deze brief is in deze procedure niet overgelegd, zodat de kantonrechter van de inhoud daarvan geen kennis heeft kunnen nemen. De OR onderbouwt zijn verzoek met de stelling dat de Staat zonder instemming van de OR de arbeids- en rusttijdenregeling van de geestelijk verzorgers van DJI heeft gewijzigd in de zin dat zij niet langer niet meer dan dertien zondagen per 26 weken dienen te werken, hetgeen strijd oplevert met de thans geldende CAO Rijk. Concreet verzoekt de OR de kantonrechter te bepalen dat de OR terecht een beroep heeft gedaan op de nietigheid ten aanzien van het besluit tot wijzigen van de zondagbepaling voor de geestelijk verzorgers binnen DGV.

Oordeel

Tussen de OR en de Staat is een discussie op gang gekomen met als inzet het antwoord op de vraag of van geestelijk verzorgers bij DJI gevergd kan worden dat zij op meer dan dertien zondagen per 26 weken werken. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat een vraag van arbeidsrechtelijke aard, met als uitgangspunt voor de beoordeling de bewoordingen van de CAO Rijk en de vraag of voor geestelijk verzorgers op de manier zoals in en volgens de toepasselijke regelgeving, een uitzondering is gemaakt van de (hoofd)regel van de CAO Rijk dat werknemers niet meer dan 13 van de 26 zondagen hoeven te werken. Bij die beoordeling spelen de vraag of de ATW op geestelijk verzorgers bij DJI al dan niet van toepassing is en of uit hun functieprofiel voortvloeit dat gevergd kan worden dat zij op meer dan dertien zondagen per 26 weken werken wellicht een rol. Díe (arbeidsrechtelijke) vraag ligt echter niet voor in deze procedure. In deze procedure ligt alleen de vraag voor of sprake is van een besluit tot wijziging van de arbeids- en rusttijdenregeling van de geestelijk verzorgers bij DJI en, indien er sprake is van besluit, of dat besluit nietig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is de brief van de Directeur Dienst Geestelijke Verzorging van 23 september 2019 niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 27 lid 1 onder b. WOR. De brief geeft antwoord op een door de ICJ en niet eens door de OR gestelde vraag omtrent de verhouding van de ATW ten opzichte van het ARAR en het Burgerlijk Wetboek. Over de juistheid van het antwoord van de Directeur DGV kan debat plaatsvinden en dat debat vindt ook plaats. Maar tussen partijen staat vast dat vooralsnog de geestelijk verzorgers op niet meer dan dertien zondagen in de 26 weken werken. Nu er geen sprake is van een besluit is de OR niet-ontvankelijk in zijn verzoek, omdat volgens artikel 27 lid 6 WOR de OR de kantonrechter kan verzoeken de ondernemer te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van slechts een nietig besluit. Maar nu geen sprake is van een besluit, kan dat besluit ook niet nietig zijn. De kantonrechter verklaart het verzoek dan ook niet-ontvankelijk.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Locatie: 's-Gravenhage
  • ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2020:14064
  • Roepnaam: de Ondernemingsraad Dienst Geestelijke Verzorging van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid/de Staat der Nederlanden
  • Zaaknummer: 8740571 RP VERZ 20-50504
  • Nummer: AR-2021-0087