Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 januari 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:86
Feiten
Werknemer is op 20 december 2007 in dienst getreden van werkgeefster en was laatstelijk werkzaam als meewerkend voorman orderpik. Vanaf 2015 was werknemer vaak en langdurig arbeidsongeschikt wegens ziekte. Hij is op 29 juni 2018 opnieuw ziek geworden. Op maandag 8 oktober 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden waarin is afgesproken dat werknemer hersteld gemeld wordt en start in de (nieuwe) functie van allround medewerker warehouse. Partijen zijn een ‘wijziging arbeidsovereenkomst’ overeengekomen. Werknemer is op 22 oktober 2018 opnieuw arbeidsongeschikt geworden wegens ziekte. De bedrijfsarts heeft hem per 15 augustus 2019 weer volledig arbeidsgeschikt verklaard. Werknemer heeft vanaf 19 augustus 2019 tot en met 13 september gewerkt en is daarna weer ziek geworden. Werknemer heeft vanaf 16 juli 2020 een WIA-uitkering gekregen. Werknemer heeft zich in een brief van 11 juni 2020 volledig hersteld gemeld en zich beschikbaar gesteld om zijn werk te verrichten. Werkgeefster heeft in een brief van 15 juni 2020 geantwoord dat de melding van zijn herstel niet meer relevant is omdat het UWV hem arbeidsongeschikt heeft geacht, dat hij per 16 juli 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt en dat de verplichting tot betaling van loon dan stopt. Werkgeefster heeft op 26 juni 2020 een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft de behandeling van deze aanvraag aangehouden in afwachting van de beslissing op het door werknemer gemaakte bezwaar tegen het besluit van het UWV om aan hem een WIA-uitkering toe te kennen. De advocaat van werknemer heeft in een brief van 17 juni 2020 aan werkgeefster verzocht om werknemer toe te laten tot de werkzaamheden en namens hem aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon. Werkgeefster heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek. Werknemer is daarom deze procedure gestart tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Daartegen komt werknemer in hoger beroep.
Oordeel
Het hof volgt werknemer voorshands in zijn standpunt dat hij vanaf 11 juni 2020 arbeidsgeschikt is. Tegenover de consistent ingebrachte verklaringen door werknemer staat slechts een verslag van de bedrijfsarts van 23 juni 2020, waarin de bedrijfsarts heeft geschreven dat de prognose ten aanzien van hervatten van werkzaamheden bij werkgeefster ongunstig is. Nu het verslag van de bedrijfsarts van 23 juni 2020 tot stand is gekomen zonder overleg met werknemer, baat het beroep van werkgeefster op dit verslag van de bedrijfsarts haar niet. Anders dan werkgeefster heeft betoogd, had het in de gegeven omstandigheden ook niet van werknemer kunnen of mogen worden gevergd dat hij zelf een second opinion aan een andere bedrijfsarts zou vragen. Het had op de weg van werkgeefster gelegen om werknemer na zijn hersteldmelding op 11 juni 2020 door de bedrijfsarts te laten onderzoeken, maar dat is niet gebeurd. Ook het verweer van werkgeefster dat arbeidsgeschiktheid van werknemer indruist tegen het oordeel van het UWV baat haar niet. Het UWV heeft de beslissing tot toekenning van een WIA-uitkering genomen op 27 mei 2020, terwijl werknemer zich pas daarna op 11 juni 2020 hersteld heeft gemeld. Daarbij volgt het hof werknemer voorshands in zijn betoog dat de beslissing van het UWV is gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie. Volgens werknemer wilde hij niet in aanmerking komen voor een WIA-uitkering, maar heeft hij op verzoek van werkgeefster meegewerkt aan de uitkeringsaanvraag om zijn baan te behouden en zijn arbeidsongeschiktheid aangedikt. Dit laatste wordt ondersteund door een audiofragment van een gesprek. Bij de beoordeling van de WIA-uitkering is de arbeidsdeskundige van het UWV uitgegaan van de maatgevende arbeid ‘Meewerkend voorman warehouse’, terwijl in oktober 2018 was overeengekomen dat de functie werd gewijzigd in allround warehousemedewerker. Het hof volgt werkgeefster daarnaast niet dat werknemer naar aanleiding van de beslissing tot toekenning van een WIA-uitkering een deskundigenoordeel had kunnen aanvragen. Ook het betoog dat werknemer expliciet kenbaar had moeten maken dat hij tegen het einde van de wachttijd volledig hersteld zou zijn, zodat zij een Aanvraag verlenging loondoorbetaling WIA had kunnen indienen baat haar niet. Het hof acht voorshands voldoende aannemelijk dat werknemer vanaf 11 juni 2020 arbeidsgeschikt is en dat zijn vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
Nieuw tijdvak van 104 weken
Werknemer betoogt verder dat op 17 september 2019 een nieuwe periode van 204 weken is gestart. Het hof volgt werknemer hierin. Niet in geschil is dat werknemer zich op 15 augustus 2019 hersteld heeft gemeld. Werkgeefster heeft alleen aangevoerd dat werknemer ‘met ingang van 14 september 2019’ weer volledig is uitgevallen, maar dat sluit niet uit dat hij op maandag 16 september 2019 vrij was en zich pas op dinsdag 17 september 2019 heeft ziekgemeld. Daarvan moet in deze procedure dan ook worden uitgegaan.