Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Lagardère Travel Retail Stations B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 5 juni 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:5319
Terecht gegeven ontslag op staande voet van verkoopmedewerkster te Schiphol wegens herhaaldelijke werkweigering in het kader van haar tweedespoorre-integratie in tijdelijke arbeid in het magazijn te Lijnden in afwachting van een geldige Schipholpas.

Feiten

Werkneemster is sinds 2 juni 2014 in dienst bij Lagardère. De functie van werkneemster is verkoopmedewerkster te Schiphol. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst staat onder meer dat een werknemer zelf ontslag dient in te dienen, indien hij/zij niet meer in het bezit is van een Schipholpas. Op 23 augustus 2017 heeft werkneemster zich ziek gemeld in verband met incidenten met collega’s op de werkvloer. Na het eerste ziektejaar wordt besloten om tweedespoorre-integratie in te zetten. Bij brief van 4 december 2018 schort Lagardère het loon van werkneemster op, omdat zij tot vier keer toe heeft geweigerd mee te werken aan haar re-integratie. Per e-mail van 3 februari 2019 heeft werkneemster zich hersteld gemeld. Lagardère heeft aangegeven de betermelding nader te willen laten onderzoeken door een medisch specialist. Lagardère schrijft werkneemster dat zij daarom op 12 februari 2019 bij de bedrijfsarts wordt verwacht. Dit heeft werkneemster geweigerd. Uit de tussentijdse evaluatie van de bedrijfsarts van 10 april 2019 volgt dat werkneemster inzetbaar wordt geacht voor 15-20 uur per week. Vanaf 29 mei 2019 heeft werkneemster, in navolging van de brief van 4 december 2018, geen loon meer ontvangen van Lagardère. Uit het verslag van de verzekeringsarts van 19 juli 2019 volgt dat werkneemster geschikt wordt geacht voor haar maatgevende arbeid. Sinds 15 augustus 2019 is werkneemster volledig hersteld gemeld. Uit het arbeidsdeskundig rapport van het UWV volgt dat werkneemster geen WIA-uitkering zal ontvangen en voor 100% arbeidsgeschikt wordt geacht. Op 27 augustus 2019 heeft Lagardère werkneemster opgeroepen voor werkhervatting. Omdat de Schipholpas van werkneemster is verlopen per 2 april 2019, verwacht Lagardère dat werkneemster de komende periode tijdelijk arbeid zal verrichten in het magazijn te Lijnden totdat de Schipholpas van werkneemster weer geldig is. Werkneemster heeft tot vijfmaal toe geweigerd te verschijnen op de locatie te Lijnden en zij heeft hiervoor meerdere officiële waarschuwingen ontvangen. Zij heeft Lagardère meermaals verzocht af te spreken bij Motel Van der Valk te Akersloot, omdat dit geen reiskosten voor haar meebrengt en het motel dicht bij haar woning is gelegen. Lagardère heeft dit geweigerd, omdat zij eveneens heeft toegezegd de reiskosten van werkneemster te zullen vergoeden. Werkneemster wordt op 19 september 2019 op staande voet ontslagen. Zij verzoekt de kantonrechter om voor recht te verklaren dat Lagardère haar ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, alsmede veroordeling van Lagardère tot betaling van een billijke vergoeding, achterstallig salaris, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding.

Oordeel

Verklaring voor recht

Naar de kern genomen maakt Lagardère werkneemster het verwijt van herhaalde werkweigering in de periode tussen 29 augustus 2019 en 19 september 2019 en verbindt daaraan een dringende reden voor ontslag op staande voet. Lagardère heeft toegelicht dat de tewerkstelling te Lijnden tijdelijk was, te weten gedurende de periode dat werkneemster nog niet over een Schipholpas beschikte. De kantonrechter is van oordeel dat in redelijkheid van werkneemster gevergd kon worden om (re-integratie)werkzaamheden, zoals geadviseerd door de bedrijfsarts, te gaan verrichten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de bedrijfsarts, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat werkneemster in staat is om re-integratiewerkzaamheden te verrichten. Ondanks gesprekken met Lagardère, schriftelijke waarschuwingen en een loonsanctie die doorliep tot aan het ontslag op staande voet, bleef werkneemster in voornoemde periode weigeren om re-integratiewerkzaamheden uit te voeren of een poging hiertoe te doen. Werkneemster heeft daarmee haar verplichtingen bij ziekte en re-integratie geschonden. Niet is gebleken dat werkneemster geen mogelijkheden en/of beperkingen had voor het verrichten van haar geboden re-integratiewerkzaamheden. Het niet beschikken over een geldige Schipholpas valt blijkens artikel 4 van de arbeidsovereenkomst toe te rekenen aan de werknemer. Lagardère treft hiervan geen verwijt en heeft werkneemster als goed werkgever de mogelijkheid geboden om tijdelijk haar werkzaamheden in het magazijn te Lijnden te komen verrichten. Ook is niet duidelijk waarom werkneemster niet naar het kantoor te Lijnden kon komen voor een gesprek, aangezien Lagardère de reiskosten voor haar rekening zou nemen en duidelijk was dat verwacht werd dat werkneemster na het gesprek te Lijnden aldaar haar werkzaamheden in het kader van de beoogde re-integratie zou hervatten. Herhaalde sommaties en waarschuwingen om op verzoeken van Lagardère te reageren en op gesprekken te komen, hebben kennelijk werkneemster evenmin ertoe kunnen bewegen om haar halstarrige houding te wijzigen. Ondanks opeenvolgende verzoeken om de re-integratiewerkzaamheden aan te vangen en meerdere officiële waarschuwingen bleef werkneemster weigeren om gehoor te geven aan het klemmende verzoek van Lagardère om te starten met haar re-integratiewerkzaamheden. Het wederom zonder gegronde reden en zonder bericht niet verschijnen kon Lagardère na alle voorgaande pogingen met recht bestempelen tot de druppel die de emmer van haar geduld heeft doen overlopen. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, met inachtneming van alle omstandigheden waaronder ook de persoonlijke omstandigheden van werkneemster, komt de kantonrechter tot het oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Het verzoek tot de gevraagde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen. De verzoeken tot toekenning van de billijke vergoedingen en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden afgewezen.

Achterstallig loon

Gezien hetgeen Lagardère onbetwist heeft aangevoerd, de reactie van werkneemster hierop en de inhoud van de ingebrachte rapportages van de bedrijfsarts, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige is de kantonrechter van oordeel dat Lagardère op goede gronden aan de weigering van werkneemster om in mei 2019 mee te werken aan het door Lagardére verlangde medisch onderzoek een loonstop te verbinden. Dit betekent dat werkneemster over de periode van 29 mei 2019 tot en met de datum van het ontslag op staande voet geen recht heeft op loon. De vordering tot betaling van achterstallig loon zal derhalve worden afgewezen.

Transitievergoeding

Waar Lagardère evenwel heeft erkend dat werkneemster gedurende het dienstverband tot haar ziekmelding in augustus 2017 behoorlijk heeft gefunctioneerd, acht de kantonrechter het al met al naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat werkneemster in het geheel geen transitievergoeding zou ontvangen. Daarom zal haar een vergoeding van € 1.379,50 bruto worden toegekend, dat is de helft van de door werkneemster berekende en door Lagardère op zich niet betwiste wettelijke transitievergoeding.