Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 27 januari 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:338
Feiten
Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (hierna: PFZW) voert een verplicht gestelde pensioenregeling uit in de zin van de Wet bpf 2000 voor de sectoren zorg en welzijn. Het verplichtstellingsbesluit bepaalt dat onder de werkingssfeer valt een werkgever in de intramurale en/of extramurale zorg die zorg of hulp verleent in de vorm van begeleiding, behandeling en/of verslavingszorg. In het verplichtstellingsbesluit is voorts bepaald dat de verplichtstelling niet geldt voor ‘werkgevers die als privékliniek geen van overheidswege gefinancierde zorg verlenen’. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de vraag of SC Lemeey B.V. (hierna: Lemeey) onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt of niet. Lemeey vordert primair een verklaring voor recht dat zij niet onder de verplichtstelling van PFZW valt en niet verplicht is om deel te nemen aan de door PFZW uitgevoerde pensioenregelingen. Subsidiair vordert zij een verklaring voor recht dat de verplichtstelling pas vanaf 1 januari 2020 van toepassing is wegens een wijziging van activiteiten. In reconventie vordert PFZW een verklaring voor recht dat de verplichtingstelling vanaf 1 februari 2008 op Lemeey van toepassing is.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat moet worden vastgesteld of Lemeey een rechtspersoon is die zorg of hulp verleent in de vorm van begeleiding en/of behandeling en/of verslavingszorg. Dat moet worden vastgesteld op grond van de aard van de feitelijke activiteiten van Lemeey. De aard van de feitelijke activiteiten van Lemeey blijkt uit de tussen Lemeey en Stichting Solutions-Center (hierna: StSC) op 23 november 2018 gesloten uitbestedingsovereenkomst. Op basis van een samenwerkingsovereenkomst die in 2018 is voortgezet in een uitbestedingsovereenkomst wordt structureel tegen een vergoeding verpleegkundig personeel ter beschikking gesteld aan StSC. Deze overeenkomst vervangt de eerst tussen Lemeey en StSC in een samenwerkingsovereenkomst vastgestelde afspraak die gold vanaf oprichting van Lemeey in juli 2007. De rechtbank is van oordeel dat uit de uitbestedingsovereenkomst blijkt dat Lemeey zelf zorg verleent. StSC heeft de feitelijke levering van GGZ-zorg namelijk aan Lemeey uitbesteed. Het verweer van Lemeey, dat zij niet uit eigen naam handelsovereenkomsten met cliënten sluit en ook niet zelf declareert aan zorgverzekeraars waardoor zij niet aangemerkt kan worden als werkgever in de zin van de verplichtstelling, treft geen doel. Uit de tekst van de verplichtstelling blijkt niet dat een werkgever de zorg uit eigen naam moet verlenen of dat de werkgever de rechtstreekse ontvanger van de vergoeding moet zijn. Om onder de werkingssfeer te vallen moeten de feitelijke activiteiten van de werkgever bestaan uit het verlenen van zorg en daar is aan voldaan. Ook het verweer van Lemeey dat zij alleen werknemers detacheert/uitzendt, wordt verworpen. Van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW is immers geen sprake. StSC heeft in het geheel geen eigen werknemers. De volledige zorgverlenging wordt uitbesteed. Ook kan uit de uitbestedingsovereenkomst niet afgeleid worden dat de werknemers van Lemeey onder leiding en toezicht staan van StSC. De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat Lemeey vanaf haar oprichting en samenwerking met StSC zorg verleent in de zin van het verplichtstellingsbesluit van PFZM. Vanaf het moment dat Lemeey werknemers in dienst heeft, 1 februari 2008, is zij verplicht om deel te nemen aan de door PFZW uitgevoerde pensioenregelingen. De vorderingen van Lemeey worden dus afgewezen. In reconventie wordt de verklaring voor recht dat de verplichtstelling vanaf 1 februari 2008 op Lemeey van toepassing is toewijsbaar. Daarmee is Lemeey ook verplicht de premies te betalen.