Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 16 februari 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:1526
Feiten
Werkneemster heeft bij appèldagvaarding (zonder gronden) hoger beroep ingesteld van de beschikking (niet gepubliceerd) die de kantonrechter in de tussen werkneemster en Stichting Zorggroep Almere gevoerde WWZ-procedure heeft gewezen. De zaak is namens werkneemster op 15 januari 2021 aangebracht bij het hof. Bij rolbeschikking van 19 januari 2021 heeft de rolraadsheer geoordeeld dat het hoger beroep tegen de WWZ-beschikking bij verzoekschrift (met gronden) had moeten worden ingesteld. Alvorens te beoordelen of toepassing gegeven kan worden aan de wisselbepaling uit artikel 69 Rv heeft de rolraadsheer werkneemster opgedragen op de rolzitting van 26 januari 2021 de gronden van het hoger beroep in te dienen en zich uit te laten over de vraag waarom haar advocaat voor de weg van de kale appèldagvaarding heeft gekozen in plaats van voor het beroepschrift, dit met het oog op de beoordeling of sprake is van een poging om oneigenlijk uitstel te verkrijgen van de verplichting om in hoger beroep gericht tegen een beschikking, de gronden van het beroep binnen de beroepstermijn in te dienen.
Oordeel
Het hof oordeelt dat werkneemster aan die verplichting heeft voldaan. Op 19 januari 2021 zijn de beroepsgronden door het hof ontvangen. In haar akte van 26 januari 2021 schrijft de gemachtigde van werkneemster dat zij uit een niet nader aangeduide pagina van rechtspraak.nl (de door haar aangekondigde bijlage ontbreekt bij de akte) heeft afgeleid dat, afgezien van bestuursrechtelijke procedures, uitsluitend in personen- en familiezaken het hoger beroep bij beroepschrift moet worden ingesteld en dat in alle arbeidszaken hoger beroep bij dagvaarding moet worden ingesteld. Het hof oordeelt dat, ervan uitgaande dat de gemachtigde naar waarheid verklaart, er onvoldoende reden is om te oordelen dat de dagvaardingsroute uitsluitend is ingeslagen om daarmee ongeoorloofd uitstel te verkrijgen. De dagvaarding is op 4 januari 2021, dus niet op het allerlaatste moment, aan de deurwaarder verzonden. Wel heeft de gemachtigde er blijk van gegeven het procesrecht onvoldoende meester te zijn. De in hoger beroep verplichte procesvertegenwoordiging en het procesmonopolie van de advocatuur berust erop dat de goed ingevoerde procesvertegenwoordigers de formaliteiten van de procedure beheersen, zodat deze vlot kan verlopen. Van een advocaat mag verwacht worden dat deze meer doet dan alleen het raadplegen van een algemene site op het internet. Zorggroep heeft terecht aangevoerd dat de gemachtigde ook in de wet en in handboeken had moeten kijken. Van haar had ook mogen worden verwacht dat ze bekend was met de op de site www.rechtspraak.nl gepubliceerde procesreglementen. In het procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven is in onderdeel 1.2.4 een heel hoofdstuk gewijd aan beroepschriften op grond van de WWZ. Het hof is van oordeel dat het gebrek aan noodzakelijke procesrechtelijke kennis bij de gemachtigde van werkneemster op dit punt echter niet ten nadele van werkneemster mag werken. Gelet op het voorgaande geeft het hof toepassing aan de wisselbepaling uit artikel 69 Rv. De procedure zal worden voortgezet als verzoekschriftenprocedure.