Naar boven ↑

Rechtspraak

International Flavors & Fragances B.V./werknemers
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 16 februari 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:1510
Werknemers zijn niet verplicht pensioenpremie te betalen nu dit bij aanvang van hun dienstverband met werkgever is afgesproken en zowel de arbeidsovereenkomsten als de pensioenovereenkomsten geen eenzijdig wijzigingsbeding bevatten.

Feiten

International Flavors & Fragances B.V. (hierna: IFF) is producent van geur- en smaakstoffen. Werknemers zijn op een datum voor 1 januari 2003 in dienst getreden bij IFF en vallen niet onder de cao van IFF. Met ieder van hen is bij de aanvang van het dienstverband (soms al meer dan 40 jaar geleden) overeengekomen dat geen pensioenpremie is verschuldigd. De pensioenregeling is voor alle werknemers van IFF ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds voor het personeel van IFF (hierna: het pensioenfonds). Dat pensioenfonds kent een pensioenreglement. Met ingang van 1 januari 2003 is in het pensioenreglement een bijdrage van de werknemers in de pensioenpremie opgenomen van 10% van het pensioengevend salaris voor werknemers die op of na 1 januari 2003 in dienst van IFF zijn getreden. Werknemers die in dienst van IFF waren vóór 1 januari 2003, onder wie werknemers, zijn uitgezonderd. Met ingang van 1 januari 2014 en 1 januari 2015 is, als gevolg van ‘de Wet Witteveen’, gewijzigde fiscale wetgeving in werking getreden en werd de opbouw van pensioen (nader) fiscaal beperkt. IFF is toen voorbereidingen gaan treffen om de pensioenregeling opnieuw te kunnen wijzigen. Zij heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd voor een nieuw vast te stellen pensioenregeling: (1) pensioenregeling in lijn brengen met nieuwe fiscale wetgeving (‘Wet Witteveen’), (2) toekomstbestendig maken van de pensioenregeling en (3) het opstellen van een marktconforme pensioenregeling. Na raadpleging en instemming van de ondernemingsraad en vakbonden is een nieuwe pensioenregeling vastgesteld: de Pensioenregeling 2015. De gevolgen van een pensioenpremie voor werknemers zijn uitgewerkt in een tabel. Daarin is het bedrag vermeld dat zij netto per maand dienen te betalen. Werknemers beriepen zich op de afspraak met IFF dat zij geen premie zijn verschuldigd. De kantonrechter heeft werknemers gelijk gegeven. Weliswaar mocht IFF volgens de kantonrechter de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen, maar dan toch alleen indien sprake zou zijn van een zwaarwichtig belang om daartoe over te gaan. Een dergelijk belang was er volgens de kantonrechter niet. IFF vordert in het principaal hoger beroep kort samengevat het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en de vorderingen van werknemers alsnog af te wijzen. IFF is van oordeel dat zij wel degelijk een zwaarwichtig belang heeft. Werknemers zijn van hun kant in hoger beroep gekomen, omdat zij onder meer vinden dat de kantonrechter ten onrechte heeft getoetst aan het criterium van het zwaarwichtig belang.

Oordeel

Het recht van eenzijdige wijziging in de arbeidsovereenkomst of de pensioenovereenkomst

Werknemers komen op tegen het oordeel van de kantonrechter dat IFF de bevoegdheid toekomt de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Zij voeren in dit verband aan dat artikel 19 Pensioenwet en/of artikel 19 Pensioenreglement die bevoegdheid niet geven. De bevoegdheid van IFF tot eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst en/of de arbeidsvoorwaarde is slechts aanwezig indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen (art. 19 Pensioenwet) dan wel sprake is van een schriftelijk beding dat (…) de bevoegdheid geeft een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen (art. 7:613 BW). Er moet dus sprake zijn van een schriftelijk vastgelegde eenzijdige wijzigingsbevoegdheid. Kort gezegd bevatten de arbeidsovereenkomsten (voor zover al schriftelijk opgesteld) van werknemers geen beding dat aan IFF de bevoegdheid toekent de pensioenovereenkomst met werknemers eenzijdig te wijzigen. Het pensioenreglement is onderdeel van de met werknemers gesloten pensioenovereenkomst en vormt een schriftelijk vastgelegd onderdeel van de overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Nu partijen verschillen over de betekenis van artikel 19 van het pensioenreglement wordt die bepaling door het hof uitgelegd aan de hand van de cao-norm. Dit artikel ziet op een wijziging van de pensioenovereenkomst. Het hof komt tot het oordeel dat uit dit artikel niet blijkt dat instemming van de werknemer met wijziging van de pensioenovereenkomst, na goedkeuring door de werkgever, niet meer nodig is. Uit het voorgaande blijkt dat in artikel 19 pensioenreglement niet gelezen kan worden een bevoegdheid van IFF tot eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 19 Pensioenwet en artikel 7:613 BW. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld kan in deze zaak dus niet getoetst worden aan het criterium van het zwaarwichtig belang. De grief van werknemers slaagt.

Instemming werknemers met eigen bijdrage in de pensioenpremie

IFF heeft in eerste aanleg betoogd dat werknemers, indien een eenzijdige bevoegdheid van IFF tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden ontbreekt, niettemin gehouden zijn de Pensioenregeling 2015, inclusief de daarbij voor hen ingevoerde eigen bijdrage, te aanvaarden. De kantonrechter heeft dit betoog verworpen. De Wet Witteveen noopte IFF tot aanpassing van de pensioenovereenkomst, omdat niet aanpassen daarvan ernstige nadelige fiscale gevolgen zou hebben voor de werknemers van IFF. Werknemers hebben dat ook niet bestreden. Van gewijzigde omstandigheden die aanleiding gaven tot wijziging van de pensioenovereenkomst was dus zeker sprake. Voldoende onderbouwd is ook dat aanpassing van de pensioenregeling noodzakelijk was in verband met dalende marktrente, dat daardoor een stijging van pensioenlasten te verwachten was, dat een nabestaandenpensioen op opbouwbasis als meer marktconform werd beschouwd en dat een werknemersbijdrage aan de pensioenpremie van 6,7% in de markt gebruikelijk was. De crux van deze zaak zit echter in het aspect van de invoer van een premieplicht voor werknemers. De gevolgen van de voorgestelde premielast zijn vastgelegd in een, door werknemers niet bestreden, tabel. Indien de bedragen bovendien zouden worden gekapitaliseerd tot een totaalbedrag over de gehele periode van 1 juli 2015 tot de ingangsdatum van het pensioen is sprake van een fors bedrag. Indien werknemers de genoemde bedragen zouden moeten gaan betalen, worden zij dus geconfronteerd met een niet verwaarloosbaar geringe inkomensachteruitgang.

De vraag is vervolgens of hun bijdrage zo noodzakelijk is om de nieuwe pensioenregeling financierbaar te maken dat weigering ermee in te stemmen desondanks onaanvaardbaar is. Dat de totale premielast niet meer is op te brengen als werknemers hun premievrijstelling behouden is door IFF echter niet gesteld. Ook anderszins is gesteld noch gebleken dat de financiële omstandigheden van IFF zodanig zijn dat de pensioenregeling zonder eigen bijdrage van werknemers niet langer financierbaar is. De pensioenregeling 2015 brengt op het punt van het nabestaandenpensioen een verbetering mee. Dat is erkend door werknemers. Daar staat tegenover dat die regeling, in het bijzonder doordat deze moest worden aangepast aan de Wet Witteveen, ook nadelen meebrengt. Van dat laatste kan IFF (uiteraard) geen verwijt worden gemaakt. Zij heeft die gewijzigde wetgeving in het belang van haar werknemers terecht doen vertalen naar een aangepaste pensioenregeling. Maar dat doet aan het feit van de versobering niet af. Tot slot geldt dat de ondernemingsraad zich achter de Pensioenregeling 2015 heeft gesteld. De ondernemingsraad heeft echter zelf ook onderkend dat voor wijziging van de pensioenregeling de individuele instemming van werknemers nodig is. Geen oordeel is gegeven over de vraag (die nu door de rechter moet worden beantwoord) of weigering van die instemming in de visie van de ondernemingsraad onaanvaardbaar is. De nu geschetste aspecten van de zaak leiden tot de conclusie dat de inkomensachteruitgang voor werknemers zodanig is dat hun weigering de Pensioenregeling 2015 op dat onderdeel te aanvaarden niet onaanvaardbaar is.