Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Thebe Zorg Thuis B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 29 januari 2021
ECLI:NL:RBZWB:2021:614
Werkneemster is na 104 weken nog gedeeltelijk werkzaam bij werkgeefster. De kantonrechter oordeelt dat uit het Xella-arrest niet volgt dat als peildatum voor berekening van de transitievergoeding de dag waarop de 104 weken wachttijd is verstreken, dient te worden gehanteerd. Toewijzing transitievergoeding naar de normen zoals deze gelden in januari 2020.

Feiten

Werkneemster is voor 24 uur per week  bij Thebe Zorg Thuis B.V. (hierna: Thebe) in dienst getreden. Gedurende dit dienstverband is werkneemster door ziekte arbeidsongeschikt geraakt. Vanaf het einde van de wachttijd ontving werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering. Ondanks haar arbeidsongeschiktheid, die is vastgesteld op 80-100%, heeft werkneemster tot januari 2020 nog gedurende 9 uren per week haar werkzaamheden verricht. Op 3 maart 2020 heeft werkneemster telefonisch aan Thebe gevraagd het dienstverband partieel (voor 15 uur) te beëindigen, onder betaling van de verschuldigde transitievergoeding. De arbeidsovereenkomst is niet door opzegging, overeenkomst of ontbinding beëindigd. In deze procedure verzoekt werkneemster Thebe te veroordelen om de vergoeding bij einde dienstverband te betalen.

Oordeel

Alvorens te kunnen toekomen aan de beoordeling van het verzoek van werkneemster om Thebe te veroordelen tot betaling van een vergoeding dient de arbeidsovereenkomst tussen partijen te zijn geëindigd dan wel binnen korte tijd te eindigen. Ter zitting heeft werkneemster verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit te spreken. Thebe heeft daarmee ingestemd. Dat Thebe het dienstverband bewust slapend heeft gehouden teneinde uitbetaling van de transitievergoeding te voorkomen is niet gebleken. De compensatieregeling transitievergoeding is kort na het einde van de wachttijd bekend gemaakt. Vanaf dat moment kon Thebe weten dat zij na een beëindiging van het dienstverband met werkneemster aanspraak zou kunnen maken op compensatie. Werkneemster heeft met een beroep op het Xella-arrest betoogd dat Thebe eerder het dienstverband partieel had kunnen beëindigen, namelijk onmiddellijk na die 104 weken, en dus de transitievergoeding zoals deze gold op die dag verschuldigd is en niet de vergoeding zoals deze geldt ten tijde van het verzoek in 2020. De kantonrechter leest het arrest van de Hoge Raad echter anders en is van oordeel dat dit niet gelijk te stellen is met het oordeel dat de transitievergoeding in deze gevallen moet worden berekend met als peildatum de dag na de 104 weken. Voorts is van belang dat werkneemster na de periode van 104 weken niet heeft verzocht om beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, maar om een wijziging daarvan in die zin dat zij nog voor negen uren per week haar werk kon blijven doen. Thebe heeft daarmee ingestemd en werkneemster heeft ook daadwerkelijk zo’n zes maanden op deze wijze haar werkzaamheden verricht, totdat zij in januari 2020 heeft moeten concluderen dat ook voor dit geringe aantal uren haar ziekte een te grote belemmering vormde. Het gaat in deze omstandigheden te ver om te stellen dat Thebe de arbeidsovereenkomst na 104 weken partieel had kunnen beëindigen en dus de toenmalig geldende transitievergoeding verschuldigd is. De kantonrechter kan begrijpen dat werkneemster nu vindt dat zij financieel slachtoffer is van haar eigen wens voor negen uren te blijven doorwerken, maar dit is de consequentie van gewijzigd inzicht van de wetgever ten aanzien van de hoogte van de transitievergoeding. De conclusie op grond van het bovenstaande is dat aan werkneemster een transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 2 BW toekomt die is berekend naar de normen bij een beëindiging na 1 januari 2020. Omdat de ontbinding van de gehele arbeidsovereenkomst wordt uitgesproken komt aan werkneemster een hoger bedrag toe dan Thebe bij een partiële beëindiging verschuldigd zou zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster daarenboven aanspraak op een transitievergoeding met betrekking tot de overige negen uren van het dienstverband, die moet worden berekend over de periode vanaf haar indiensttreding totdat zij haar werkzaamheden volledig heeft moeten staken. Daarmee bedraagt de transitievergoeding over de eerste periode van (15 jaren + 7/52 jaar) x 1/3 x (15/24 x € 2.784,00 =) € 8.778,08 bruto en over de periode van 31 maart 2003 tot 1 januari 2020 (16 jaren + 38/52 jaar) x 1/3 x (9/24 x € 2.784,00 =) € 5.822,31 bruto. De som van beide bedragen is € 14.600,39 bruto. Op het verzoek van werkneemster zal Thebe worden veroordeeld om dat bedrag aan haar te voldoen.