Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Gemeente Haarlem
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 17 november 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:11624
Arbo-adviseur, werkzaam bij de gemeente Haarlem, krijgt de ziekte van Parkinson, waarna zijn arbeidsduur wordt gehalveerd. Werknemer stelt tevergeefs dat, na beƫindiging van de arbeidsovereenkomst, de referteperiode voor berekening van de hoogte van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 1977 aangesteld bij de gemeente Haarlem, waar hij laatstelijk de functie van Arbo-adviseur vervulde op basis van een 36-urige werkweek. In 2016 is bij werknemer de ziekte van Parkinson geconstateerd en met ingang van 21 september 2016 is werknemer wegens ziekte uitgevallen. Bij beschikking van 8 november 2018 heeft het UWV werknemer voor 50% arbeidsongeschikt verklaard. Werknemer heeft met ingang van 19 september 2018 een WIA-uitkering toegekend gekregen. Met ingang van 1 januari 2019 is de ambtelijke aanstelling van werknemer gewijzigd naar 18 uur per week. Na een herbeoordelingsverzoek van de gemeente Haarlem heeft werknemer met ingang van 18 oktober 2019 een volledige IVA-uitkering ontvangen. Nadat de aanstelling van werknemer per 1 januari 2020 in een arbeidsovereenkomst is geconverteerd, heeft het UWV in mei 2020 een vergunning verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Per oktober 2020 is de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd en de gemeente Haarlem heeft aan werknemer een transitievergoeding van € 40.459,15 toegekend. Werknemer verzoekt de kantonrechter, met inachtneming van de Tibco-beschikking, af te wijken van de wettelijke referteperiode voor berekening van de transitievergoeding en zodoende de gemeente Haarlem te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 79.299,94. Volgens werknemer heeft de gemeente Haarlem ten onrechte de laatste twaalf maanden van het dienstverband als referteperiode genomen, waarin werknemer voor achttien uur was aangesteld en brengt de redelijkheid en billijkheid met zich dat aan hem een transitievergoeding toekomt berekend op basis van een arbeidsduur van 36 uur per week.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst in oktober 2020 aanspraak kan maken op een transitievergoeding op basis van een arbeidsovereenkomst van achttien uur per week en het daarbij behorende loon, zoals door de gemeente Haarlem ook is aangeboden. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 7:673 BW en artikel 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding, is afwijking van deze bepalingen omdat de toepassing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, weliswaar mogelijk, maar hieraan worden wel (zeer) zware eisen gesteld en daarbij zal de rechter grote terughoudendheid moeten betrachten. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen de door werknemer naar voren gebrachte omstandigheden geen afwijking van de hiervoor genoemde dwingendrechtelijke bepalingen. De onvoorspelbaarheid van de ziekte van werknemer en de kosten van de aanpassingen aan zijn woning die hij mogelijk moet maken, zijn – hoe triest ook – geen zodanig zwaarwegende omstandigheden dat die tot een ander oordeel leiden. Ook het standpunt van werknemer dat twee andere collega’s met een hogere beëindigingsvergoeding zijn vertrokken, maakt het voorgaande niet anders. Deze collega’s zijn voor 1 januari 2020 weggegaan, zodat zij, anders dan werknemer, niet onder het huidige ontslagrecht vielen waarbij geldt dat ontslag gepaard gaat met forfaitaire vergoedingen. De situatie van werknemer is aldus niet vergelijkbaar met de situaties van die collega’s en niet gesteld, noch gebleken is dat de gemeente Haarlem erop heeft aangestuurd dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer na 1 januari 2020 zou plaatsvinden. Het voorgaande betekent dat het verzoek van werknemer wordt afgewezen.