Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/NEW IPD B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 april 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:1335
Voldoende aannemelijk is dat er een getekende arbeidsovereenkomst aanwezig is en ook een tweede tijdelijk arbeidsovereenkomst is getekend.

Feiten

Het hof heeft in het tussenarrest van 1 december 2015 voorshands bewezen geoordeeld dat tussen IPD en werknemer sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het hof heeft bij het tussenarrest van 1 december 2015 IPD toegelaten tot tegenbewijs daarvan. Vervolgens zijn getuigen gehoord. Een weergave van hetgeen deze personen als getuige hebben verklaard is opgenomen in het tussenarrest van 23 januari 2018. In dat tussenarrest is tevens bepaald dat het hof wenst te worden voorgelicht door een deskundige over de mogelijkheid dat overgelegde arbeidsovereenkomsten falsificaties inhouden. In het daartoe door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau opgestelde deskundigenbericht staat, kort weergegeven, dat de te onderzoeken parafen en handtekeningen niet in originele inktafzetting aanwezig zijn op de aan de deskundige ter beschikking gestelde arbeidsovereenkomsten. Hierdoor kleven er zwaarwegende beperkingen aan de onderzoeksmogelijkheden en die beperkingen leiden ertoe dat geen uitspraak kan worden gedaan omtrent de vraag of de te onderzoeken parafen en handtekeningen al dan niet het product zijn van ‘listige kunstgrepen’. Voorts kan ook geen uitspraak worden gedaan omtrent de vraag of het eerste en tweede blad van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al dan niet bij elkaar horen of dat er sprake is van verwisseling van het eerste blad daarvan.

Oordeel

Mede gelet op hetgeen door de diverse getuigen is verklaard is het hof van oordeel dat er enige arbeidsovereenkomst is getekend en (in afschrift) bij het accountantskantoor aanwezig was voorafgaand aan 1 december 2012, want getuige 2 heeft verklaard dat het ongebruikelijk is dat er door het kantoor salarisstroken worden verstrekt zonder dat een getekende arbeidsovereenkomst aanwezig is. Het hof acht geen redenen aanwezig om aan die, alleszins plausibele, handelswijze te twijfelen. Er moet dus van worden uitgegaan dat er voorafgaand aan 1 december 2012 al een door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst bij het accountantskantoor aanwezig was. Van belang is echter ook de geldigheid van de tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het hof komt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is geworden dat op, of vlak voor, 1 december 2012 door werknemer het tweede jaarcontract met als looptijd 1 december 2012 tot 1 december 2013 is getekend. Aldus acht het hof het tegenbewijs geleverd. Dat de deskundige geen oordeel kon geven over de omstandigheid of wel of geen sprake was van listige kunstgrepen, maakt een en ander niet anders. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.