Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 4 maart 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:939
Verzoek tot gefixeerde schadevergoeding afgewezen. In separate procedure is reeds geoordeeld dat ontslag op staande voet onterecht was gegeven.

Feiten

Werknemer is op 11 mei 1992 in dienst getreden bij werkgeefster en maakt in zijn functie onderdeel uit van het managementteam (hierna: MT) van werkgeefster. De arbeidsovereenkomst bevat geen concurrentiebeding. Werkgeefster heeft werknemer tijdens een gesprek op 12 oktober 2020 op non-actief gesteld en die op non-actiefstelling bij brief van 12 oktober 2020 aan werknemer bevestigd, waarbij werknemer tevens op staande voet ontslagen is. Als reden is vermeld dat werknemer niet integer heeft gehandeld en zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke concurrentie tijdens het dienstverband. In een separate procedure heeft de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigd, het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van werkgeefster afgewezen en werknemer toegelaten tot de werkzaamheden. In deze procedure verzoekt werkgeefster werknemer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.230 bruto aan gefixeerde schadevergoeding.

Oordeel

Werkgeefster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat werknemer haar door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Nu reeds is geoordeeld dat geen sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet van werknemer rechtvaardigt, heeft werkgeefster geen recht op een gefixeerde schadevergoeding. Het verzoek van werkgeefster dient te worden afgewezen.