Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 februari 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:2001
Feiten
Marsan Horeca B.V. (hierna: Marsan) is eigenares van een horecazaak in Rotterdam. Werkneemster was hier met ingang van 6 mei 2019 werkzaam. In verband met de coronamaatregelen heeft werkneemster vanaf medio maart 2020 niet meer gewerkt. In een andere procedure is Marsan bij verstekvonnis veroordeeld dot betaling van de brutobedragen € 3.506,98 (aan achterstallig loon), € 1.738,55 (aan vakantietoeslag) en € 2.088,44 (aan opgebouwde, maar niet genoten vakantie-uren). Marsan heeft gevorderd haar te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen, dat verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, werkneemster niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans deze af te wijzen, met veroordeling van werkneemster in de kosten van het geding, zowel die van de verstek- als de verzetprocedure.
Oordeel
Op 4 januari 2021 heeft de voormalige gemachtigde van Marsan per brief bericht dat hij zich aan de zaak onttrekt en dat hij Marsan heeft geadviseerd zich tot een andere raadsman/vrouwe te wenden. Van Marsan of een nieuwe gemachtigde is echter geen uitstelverzoek voor de mondelinge behandeling ontvangen. Evenmin is namens Marsan voorafgaand noch ter zitting anderszins gereageerd. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de rolzitting van 27 januari 2021 te 14.30 uur waar Marsan in de gelegenheid was zich uit te laten over de inhoud van het proces-verbaal. Hoewel daartoe deugdelijk opgeroepen en in de gelegenheid gesteld te zijn is namens Marsan niet meer gereageerd op die zitting. Werkneemster heeft tijdens de mondelinge behandeling het verweer van Marsan in de verzetdagvaarding gemotiveerd betwist. Door niet op de mondelinge behandeling te verschijnen en evenmin gebruik te maken van de mogelijkheid te reageren op de inhoud van het proces-verbaal van die zitting, heeft Marsan de mogelijkheid onbenut gelaten om te reageren op hetgeen door werkneemster is gesteld dan wel het eigen verweer nader te onderbouwen. De conclusie is dan ook dat Marsan de loonaanspraken van werkneemster onvoldoende heeft weersproken, waardoor deze in rechte zijn komen vast te staan. De kantonrechter zal het verstekvonnis daarom bekrachtigen.